ECLI:NL:HR:2012:BV8288
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Toestemming tot binnentreden en recht op advocaat in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1980, was aangehouden naar aanleiding van een aangifte wegens mishandeling. Tijdens het politieverhoor werd hij geconfronteerd met een melding over een hennepkwekerij in zijn woning. De verdachte gaf toestemming voor het betreden van zijn woning, waar vervolgens een hennepkwekerij en cocaïne werden aangetroffen. De raadsman van de verdachte stelde dat de toestemming tot binnentreden onrechtmatig was, omdat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om een advocaat te raadplegen voordat hij werd verhoord.
Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de achtergrond van de melding en de wijze waarop deze ter kennis kwam van de politie niet relevant waren voor de beslissing. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de opvatting dat toestemming pas mag worden verzocht nadat de verdachte een advocaat heeft kunnen raadplegen, onjuist is. De Hoge Raad concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig optreden van de politie en dat de verklaringen van de verdachte, die hij tijdens het verhoor had afgelegd, gebruikt konden worden voor het bewijs.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid niet in het geding is. Dit arrest benadrukt de voorwaarden waaronder toestemming tot binnentreden kan worden verkregen en de rechten van verdachten in het strafproces.