Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 29 november 2011, nr. 11/00248, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een agrarische onderneming dreef, had een aanslag ontvangen die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De Rechtbank te Arnhem had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar het Hof had de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de proceskostenveroordeling vernietigd en voor het overige bevestigd. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
In cassatie werd onder andere de vraag behandeld of de landbouwvrijstelling van toepassing was op de winst die was behaald met de onttrekking van een bouwkavel aan het ondernemingsvermogen. De Hoge Raad oordeelde dat de landbouwvrijstelling kan worden toegepast op het verschil tussen de boekwaarde van de ondergrond en de (fictieve) waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel van de belanghebbende slaagde, omdat het onttrekken van een bestaande woning aan het ondernemingsvermogen niet in relevante zin afwijkt van het onttrekken van cultuurgrond aan het ondernemingsvermogen.
Daarnaast werd in de zaak de Rbb-vergoeding besproken, die aan de maatschap was toegekend voor bedrijfsbeëindiging. De Hoge Raad oordeelde dat de in de Rbb-vergoeding begrepen toeslag belastingheffing niet kan worden aangemerkt als een onbelaste vergoeding voor belastingschade. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 270.916.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de landbouwvrijstelling en de behandeling van Rbb-vergoedingen in de inkomstenbelasting.