In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eisers, bestaande uit drie rechtspersonen en een natuurlijke persoon, een verzoek tot herroeping van een eerder arrest hebben ingediend. De eisers waren vertegenwoordigd door advocaat mr. R.Th.R.F. Carli en stonden tegenover de Gemeente Gemert-Bakel, die werd bijgestaan door advocaat mr. M.W. Scheltema. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van zowel de Hoge Raad als het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die relevant zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Gemeente in haar conclusie tot verwerping van het cassatieberoep heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid op basis van artikel 80a van de Rechtsvordering. De Procureur-Generaal heeft dit standpunt ondersteund, waarbij werd gesteld dat de eisers onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de eisers klaarblijkelijk niet in hun recht staan of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op een totaal van € 1.592,38. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, waarbij de vice-president E.J. Numann als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk.