ECLI:NL:HR:2013:CA2255
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boeten in belastingzaken met betrekking tot de jaren 1992 tot en met 2000
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de vermogensbelasting (VB) die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 1992 tot en met 2000. De navorderingsaanslagen waren opgelegd met een verhoging van honderd procent, waarvan vijftig procent was kwijtgescholden. Daarnaast was er heffingsrente in rekening gebracht. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de Inspecteur de uitspraken gehandhaafd, waarop belanghebbende beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor wat betreft de verhogingen en boeten, evenals de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1992 tot en met 1997 en de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1992 tot en met 1998. De boeten zijn verminderd en het beroep is voor het overige ongegrond verklaard. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarop belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 944 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de lange periode tussen de brief van belanghebbende en de kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van de navorderingsaanslagen niet in strijd was met de vereiste voortvarendheid. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.