Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
14 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten en werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren voor het uitlokken van een poging tot afpersing, gepleegd op 26 juni 2010. De strafoplegging door het hof was gemotiveerd op basis van een uittreksel Justitiële Documentatie (UJD) van 16 juli 2012, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat de vaststelling dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordeling, opnieuw een strafbaar feit had gepleegd, niet zonder meer begrijpelijk was. Het hof had onvoldoende steun voor deze conclusie in het UJD, waardoor de strafoplegging als ontoereikend gemotiveerd werd beschouwd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat andere aspecten van de veroordeling in stand bleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden betrokken in de beoordeling van de strafmaat.