ECLI:NL:HR:2015:2845

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
14/04742
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid bij gebrekkig toezicht in sluiscomplex

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft overheidsaansprakelijkheid in verband met gebrekkig toezicht bij werkzaamheden in een sluiscomplex. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Sittard en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Staat heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat de Staat in het ongelijk had gesteld. Achmea heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Staat niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

25 september 2015
Eerste Kamer
14/04742
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat),
zetelende te 's-Gravenhage,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en Achmea.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 466082 CV EXPL 12-940 van de kantonrechter te Sittard van 27 februari 2013;
b. het arrest in de zaak HD 200.128.922/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Achmea heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Staat mede door mr. M.H.K. Jansen en voor Achmea mede door mr. G.J. Harryvan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Staat heeft bij brief van 19 juni 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 25 september 2015.