Uitspraak
zetelende te 's-Gravenhage,
gevestigd te Apeldoorn,
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De zaak betreft overheidsaansprakelijkheid in verband met gebrekkig toezicht bij werkzaamheden in een sluiscomplex. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Sittard en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Staat heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat de Staat in het ongelijk had gesteld. Achmea heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Staat niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Achmea zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.