ECLI:NL:HR:2015:603

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
14/00204
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake jeugdstrafrecht

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2013. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie. De advocaat van de verdachte, mr. A.A. Nunnikhoven, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie. De nieuwe beslissing houdt in dat de taakstraf is verminderd naar 114 uren, subsidiair 57 dagen jeugddetentie. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 20 januari 2015 en is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.

Uitspraak

20 januari 2015
Strafkamer
nr. S 14/00204
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2013, nummer 20/001540-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.

4.Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie in die zin dat deze 114 uren, subsidiair 57 dagen jeugddetentie bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 januari 2015.