ECLI:NL:HR:2016:1403

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
14/05617
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot diefstal met braak in vereniging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van een poging tot diefstal met braak. De feiten zijn als volgt: op 8 juni 2014 heeft de verdachte samen met een medeverdachte geprobeerd in te breken in een Volkswagen Passat, die geparkeerd stond in Amsterdam. De verdachte is aangehouden na een melding van een getuige die de inbraak heeft waargenomen. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten richtlijnen gegeven over de kwalificatie van medeplegen, waarbij nauwe en bewuste samenwerking vereist is. In dit geval heeft het Hof geoordeeld dat de verdachte voldoende heeft bijgedragen aan de poging tot diefstal, maar de Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering onvoldoende is om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 14/05617
AJ/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 oktober 2014, nummer 23/002515-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van het bewezenverklaarde medeplegen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op of 8 juni 2014 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto, merk Volkswagen, type Passat, kenteken [AA-00-BB] , weg te nemen een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader zich naar die auto heeft begeven en een ruit aan de bestuurderskant heeft ingeslagen."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Een proces-verbaal van aangifte van 8 juni 2014 met nummer PL1302-2014141001-1 wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 01 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik doe namens mijn vriend [betrokkene 2] aangifte van diefstal uit onze auto, een blauwe Volkswagen Passat, voorzien van kenteken [AA-00-BB] . Op 7 juni 2014 omstreeks 17.00 uur heb ik de auto geparkeerd op de Maarten Jansz Kosterstraat te Amsterdam. Ik heb de auto rondom afgesloten en deugdelijk achtergelaten. Vandaag 8 juni 2014 om 06.00 uur werd er aangebeld. Een politieagent vertelde mij dat er was ingebroken in onze auto. De ruit aan de bestuurderskant is ingeslagen. Tevens is het slot aan de bestuurderskant geforceerd.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2014 met nummer PL132J-2014141001-5, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgehummerde pagina's 12 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Op 7 juni 2014 (het hof begrijpt: 8 juni 2014) omstreeks 5.25 uur heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , een getuige gesproken die later bleek te zijn genaamd: [betrokkene 3] . Wij, verbalisanten, zijn daarop naar het voertuig, gelopen op de Maarten Jansz Kosterstraat en zagen dat dit een personenauto was van het merk Volkswagen en het type Passaten voorzien van het kenteken [AA-00-BB] . Wij zagen dat het glas van het bestuurdersportier was ingeslagen.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de verdachte [betrokkene 4] op de zijkant van de pink van zijn linkerhand een wond had. Ik, verbalisant, zag tevens dat [betrokkene 4] glasscherven in zijn nek had.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2014 met nummer PL132K-2014141001-6, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 14 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Op 8 juni 2014 omstreeks 05.23 uur kregen wij, verbalisanten, de melding te gaan naar het Frederiksplein, alwaar twee verdachten zouden lopen die zojuist hadden ingebroken in een auto aldaar. Een van de verdachten zou een spijkerjas, korte broek en blauwe gympen dragen en de andere verdachte zou een zwart t-shirt dragen. De verdachten zouden vanaf het Frederiksplein in de richting van de Sarphatistraat lopen. Ter plaatse zagen wij twee personen lopen die aan het opgegeven signalement voldeden. Hierop hebben wij beide verdachten staande gehouden, die opgaven te zijn: [verdachte] en [betrokkene 4] . Op de Maarten Jansz Kosterstraat troffen wij het volgende voertuig: personenauto Volkswagen Passat, kleur blauwe, kenteken [AA-00-BB] . Wij zagen dat de ruit van genoemd voertuig was vernield. Derhalve hebben wij voornoemde verdachten aangehouden.
4. Een proces-verbaal van aanhouding van 8 juni 2014 met nummer PL132K-2014141001-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 06 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, hielden op 8 juni 2014 omstreeks 05.40 uur op de locatie Sarphatistraat te Amsterdam als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] .
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 juni 2014 met nummer 2014141001-10, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina's 23 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De vriend met wie ik liep heet [betrokkene 4] . Ik heb een spijkerjas en korte broek aan.
6. Een proces-verbaal van 10 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
U houdt mij voor dat ik ben gefotografeerd op drie meter afstand van de auto waarin is ingebroken en dat een getuige heeft verklaard dat ik op de uitkijk stond. Ik wilde mijn vriend niet achterlaten.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 juni 2014 met nummer 2014141001-9, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 28 en volgende).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [betrokkene 4] :
Mijn vriend heet [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ). Ik ben aangehouden met hem.
8. Een proces-verbaal van de terechtzitting van het Gerechtshof Amsterdam van 14 oktober 2014.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] :
Ik zat op 8 juni 2014 in mijn kantoor. Dat is 2 hoog boven mijn woning. Ik heb twee manspersonen gezien. Het was licht, de zon was net opgekomen. Het was na 4 uur 's morgens. Het was vroeg in de ochtend. Ik hield die twee in de gaten. Ik zat voor het raam. Mijn bureau staat voor het raam. Ik zag het tweetal op het plein, bij het plantsoen staan. De reden om ze in de gaten te houden? Ze waren ontzettend om zich heen aan het kijken. Ik heb daarom een foto gemaakt. De man met de zwarte jas was geïnteresseerd in het voertuig en keek naar het voertuig. De andere man keek in de richting van het plein om te zien of er mensen waren die zagen wat zij aan het doen waren. Ik zag dat ze geïnteresseerd waren in een VW Passat. Ik herkende deze auto als de auto van de buurman. Het klopte niet, deze combinatie, deze personen bij die auto.
Boven zag ik dat die twee personen bij het voertuig stonden. Ik zag dat de persoon met de zwarte jas handelingen verrichtte bij het voertuig. Hij stond met zijn rug naar mij gekeerd. Ik zag niet welke handelingen hij verrichtte. Dit heeft een tiental seconden geduurd, waarna de man met de zwarte jas naar de andere kant van het voertuig is gelopen om daar met zijn lichaam tegen aan te gaan staan. Ik kon niet zien wat zijn handen deden. Ik heb mijn telefoon gepakt, 112 ingetoetst en op het moment dat ik dat nummer intoetste werd de ruit van die auto ingeslagen. Nadat de man met de zwarte jas naar de bestuurderszijde liep, deed hij zijn jas uit, wikkelde deze om zijn hand en sloeg de ruit in. Ik kon niet zien of hij een voorwerp in zijn hand had waarmee hij dat deed. Ik heb op dat moment 112 gebeld en live mijn bevindingen verteld. De man met de zwarte jas had de ruit aan de bestuurderszijde ingeslagen, waarna ik zag dat hij met zijn romp in het voertuig ging. De deur was nog niet opengedaan.
Ik heb mijn schoenen aangedaan en ben naar beneden gelopen terwijl ik de politie aan de lijn had. Op dat moment zag ik dat de beide mannen van het voertuig wegliepen in de richting van de Nederlandse Bank. Ik heb te voet de achtervolging ingezet richting de Nederlandse Bank, bij de Sarphatistraat, de brug over bij het Amstelhotel. Er kwamen politievoertuigen ter plaatse en ik heb de beide mannen aangewezen.
De mannen bij het voertuig waren dezelfde als die door de politie zijn aangehouden. Dat weet ik 100% zeker. Ik heb geen andere personen op straat gezien.
De andere man droeg een driekwart spijkerbroek, blanke huidskleur, een jaar of 20 - 30. Van zijn bovenkleding kan ik me de kleur niet herinneren. Ik heb deze man geen handelingen zien plegen bij het voertuig. Hij stond volgens mij op de uitkijk. Hij stond op 4 à 5 meter van het voertuig, keek in de andere richting terwijl de man met de zwarte jas de ruit insloeg. Ze waren duidelijk met elkaar. Hij is daarna samen met die andere man weggelopen. Daaruit maak ik op dat hij op de uitkijk stond.
Voordat ze bij het voertuig waren, keken ze beide dezelfde richting op. Ik heb de gesprekken niet kunnen volgen, maar ik heb wel gezien dat ze met elkaar in gesprek waren. Dat was een kleine 5 à 10 minuten voor ze bij het voertuig kwamen. Ik zag ze voor het eerst toen ze op een afstand van 5 à 8 meter van de auto stonden. Het is daar een ontspanningsplek omdat er een bankje staat. Op het moment dat de man met de zwarte jas ging staan en om de auto heen ging lopen, ging ik opletten. De andere man met de spijkerbroek is niet dichter dan 3 à 4 meter van de auto geweest."
2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, en met name gelet op de verklaring van de getuige [betrokkene 3] ter terechtzitting in hoger beroep, het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, nu uit deze bewijsmiddelen blijkt dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte en zijn medeverdachte."
2.5.
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 en 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven. Daarbij is aangegeven dat het een belangrijke en moeilijke vraag is wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals ook in bovengenoemde arresten is benadrukt. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten zoals in bovengenoemde arresten is gebeurd alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.
Het beslissingskader zoals dat is neergelegd in de hierboven genoemde arresten kan, met begrippen die niet steeds precies van elkaar af te grenzen zijn, niet anders dan globaal zijn (vgl. het arrest van heden ECLI:NL:HR:2016:1316). Dat hangt enerzijds samen met de variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen, waarbij ook de aard van het delict een rol kan spelen (vgl. het arrest van heden ECLI:NL:HR:2016:1320 over art. 141 Sr en ECLI:NL:HR:2016:1322 over bedreiging met geweld). Anderzijds is van belang de variëteit in de mate waarin die concrete omstandigheden kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. de arresten van heden ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323). In concrete zaken kan een en ander leiden tot een moeilijke afweging bij de beantwoording van de vraag of sprake is van medeplegen. Daaraan valt niet te ontkomen omdat er altijd zogenoemde grensgevallen zullen zijn.
2.6.
De bewijsvoering van het Hof biedt onvoldoende grond voor diens oordeel dat de verdachte zo nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt dat, zoals is bewezenverklaard, hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in vereniging. Ten aanzien van de rol van de verdachte bij die poging tot diefstal met braak kan uit de bewijsvoering naar de kern genomen niet meer worden afgeleid dan dat hij op de uitkijk heeft gestaan. Het behoeft nadere motivering waarom zo een gedraging, die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht, als het "medeplegen" van gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.