Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
16 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 18 december 2014 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor poging tot doodslag op een baby, waarbij het zogenaamde Shaken Baby Syndroom aan de orde was. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie ingediend, maar de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 16 februari 2016 geoordeeld dat de ingediende middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof Amsterdam werd bekrachtigd. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.