Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
22 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 27 mei 2015 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1985, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De verdediging werd gevoerd door advocaat Y. Moszkowicz uit Utrecht, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaten M. Bakker uit Amsterdam en A. Daalderop uit Rotterdam, die een verweerschrift hebben ingediend. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de verdachte schriftelijk heeft gereageerd via advocaat R. Dijkstra.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 22 november 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.