Conclusie
middelklaagt over de van een onjuiste rechtsopvatting getuigende en/of gebrekkig gemotiveerde beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
middelfaalt.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de vader van een meerderjarige dochter recht heeft om schadevergoeding te vorderen voor schade die zijn dochter heeft geleden als gevolg van een strafbaar feit. De verdachte is veroordeeld voor diefstal en de vader heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De rechtbank had de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft in hoger beroep de ontvankelijkheid van de vordering van de vader ter discussie gesteld. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de vader geen rechtstreekse schade heeft geleden, omdat de schade is toegebracht aan zijn dochter, die meerderjarig is en zelf geen vordering heeft ingediend. De vraag of de vader als zaakwaarnemer kan optreden voor zijn dochter is cruciaal. Zaakwaarneming vereist dat de zaakwaarnemer een handeling verricht in het belang van een ander, maar in dit geval is het onduidelijk of de vader daartoe bevoegd is. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, maar zonder duidelijke motivering over de ontvankelijkheid van de vordering van de vader. De Hoge Raad overweegt dat de vader niet bevoegd is om de vordering in te dienen, tenzij er sprake is van een machtiging van de dochter. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de vordering van de vader niet ontvankelijk is, omdat hij geen rechtstreekse schade heeft geleden. De zaak roept vragen op over de rol van zaakwaarneming in het strafproces en de noodzaak van duidelijke regels omtrent de bevoegdheid van ouders om namens hun meerderjarige kinderen op te treden in schadevergoedingszaken.