ECLI:NL:HR:2016:2705

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
15/03791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en vrijheid van meningsuiting in het tv-programma 'Kassa'

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Pretium B.V. en de Omroepvereniging BNN-VARA. De zaak betreft een geschil over de uitzending van een aflevering van het tv-programma 'Kassa', waarin Pretium werd beschuldigd van onrechtmatige praktijken. Pretium, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Tjon-En-Fa, heeft cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 21 april 2015 uitspraak deed in deze kwestie. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die als basis dienden voor de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft de klachten van Pretium in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De advocaat-generaal M.H. Wissink had eerder geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Pretium verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Pretium opgelegd, inclusief een proceskostenvergoeding aan Vara. De kosten zijn vastgesteld op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

25 november 2016
Eerste Kamer
15/03791
EV/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PRETIUM B.V., voorheen Pretium Telecom B.V.,
gevestigd te Haarlem,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,
t e g e n
OMROEPVERENIGING BNN-VARA, voorheen Omroepvereniging VARA,
gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Pretium en Vara.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/538301/HA ZA 13-316 van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2013 en 20 november 2013;
b. het arrest in de zaak 200.144.473/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 april 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Pretium beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Vara heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij zij heeft gevorderd dat de toe te wijzen proceskostenvergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van het arrest van de Hoge Raad.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Vara mede door mr. S.W. van Kasbergen. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Pretium in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vara begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Pretium deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
25 november 2016.