ECLI:NL:HR:2016:664

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
15 april 2016
Zaaknummer
15/00426
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over boetebeding en matiging in vermogensrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen SBS Broadcasting B.V. Het geding in feitelijke instanties begon met vonnissen van de rechtbank Amsterdam op 9 januari 2013 en 24 april 2013, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2014. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de cassatiedagvaarding die aan het arrest was gehecht. De advocaat van SBS, mr. A.M. van Aerde, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, terwijl de advocaat van [eiser], mr. S. Kousedghi, op de conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door [eiser] zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij werd opgemerkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van SBS zijn begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd in het kader van boetebedingen en de mogelijkheden tot matiging zoals vastgelegd in artikel 6:94 van het Burgerlijk Wetboek. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

15 april 2016
Eerste Kamer
15/00426
RM/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en SBS.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/528671 / HA ZA 12-1280 van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2013 en 24 april 2013;
b. het arrest in de zaak 200.128.991/01 HA ZA 12-1280 van het gerechtshof te Amsterdam van 14 oktober 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
SBS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor SBS toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 5 februari 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SBS begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
15 april 2016.