ECLI:NL:HR:2018:1026

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
17/00253
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering van een werkgever tegen een werknemer wegens onregelmatigheden in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoekster] tegen [verweerster]. De zaak betreft een vordering van een werkgever jegens een werknemer wegens onregelmatigheden, waarbij artikel 7A:1615da BW van Aruba van toepassing is, vergelijkbaar met artikel 7:661 BW van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een arrest van 31 oktober 2014 en een arrest van 15 april 2016, waarin de rechterswisseling na mondelinge behandeling aan de orde kwam.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door [verzoekster] zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van [verzoekster] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek, die de uitspraak heeft geleid.

Uitspraak

29 juni 2018
Eerste Kamer
17/00253
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd in [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerster].

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a) het vonnis in de zaak AR 1699 van 2013 van het gerecht in eerste aanleg van Aruba van 4 december 2013;
b) de vonnissen in de zaak Ghis 69490 - AR 1699/13- H 237/14 van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 23 februari 2016 en 18 oktober 2016;
c) het arrest in het incident in deze zaak van de Hoge Raad van 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1013.
De vonnissen van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de vonnissen van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatieverzoekschrift zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[verweerster] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 4 mei 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijdevan [verweerster] begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.J. Kroeze en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
29 juni 2018.