Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
24 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 10 april 2017 bij verstek was gewezen. De verdachte, geboren in 1960, was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd uit anderen hoofde en had niet vrijwillig afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. De advocaat van de verdachte, M.R. Mantz, heeft namens hem cassatie ingesteld. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, omdat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zaak bij de behandeling in hoger beroep bij te wonen. Dit is in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op een eerlijk proces waarborgt, inclusief het recht op aanwezigheid bij de rechtszitting. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld en afgedaan.