ECLI:NL:HR:2018:834

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
16/06311
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende hechtenis en redelijke wetsuitleg in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Bij het bestreden arrest werd een voorwaardelijke hechtenis van vier weken omgezet in een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-nakoming. De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde vervangende hechtenis de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt, wat in strijd is met de wet. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeerde dat de vervangende hechtenis moest worden verminderd tot 28 dagen. De Hoge Raad benadrukte dat het opleggen van een vervangende hechtenis die de duur van de niet tenuitvoergelegde straf overstijgt een onmiddellijk kenbare fout is die eenvoudig hersteld kan worden door de rechters die de zaak eerder behandelden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, met name met betrekking tot de redelijke wetsuitleg en de toepassing van vervangende hechtenis.

Uitspraak

5 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/06311
SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 oktober 2016, nummer 22/003393-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat het bestreden arrest zal worden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis ten aanzien van de zaak met parketnummer
22/004598-12, dat de Hoge Raad zal bepalen dat de vervangende hechtenis 28 dagen beloopt, en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de door het Hof Den Haag bij arrest van 17 april 2013 voorwaardelijk opgelegde hechtenis, nu de door het Hof bevolen vervangende hechtenis de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte bij het thans bestreden arrest ter zake van "overtreding van art. 6 WVW 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden", veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek als bedoeld in art. 27a Sr en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren met aftrek als bedoeld in art. 179, zesde lid, WVW 1994. Voorts houdt het dictum van het bestreden arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Het hof:
(...)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 april 2013, parketnummer 22-004598-12, te weten van hechtenis voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door: taakstraf, voor de duur van 100 (honderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 14g, eerste en tweede lid, Sr:
"1. Indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter, na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie en onverminderd het bepaalde in artikel 14f,
1°. gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
2°. al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
2. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing."
- art. 22d, eerste, tweede en derde lid, Sr:
"1. In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
2. De duur van de vervangende hechtenis wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd."
2.4.
Ingevolge art. 14g, eerste lid, Sr kan de rechter gelasten dat de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de rechter zal gelasten dat een vrijheidsstraf zal worden tenuitvoergelegd die van langere duur is dan de niet tenuitvoergelegde straf. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het de rechter evenmin vrij staat om een vervangende hechtenis op te leggen die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:383 en HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:776, NJ 2014/207).
2.5.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de duur van de vervangende hechtenis aldus verminderen dat deze 28 dagen beloopt.
2.6.
Opmerking verdient nog het volgende. Het opleggen van een vervangende hechtenis die de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt vormt een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/248 en 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490. Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare strafoplegging.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de bij de aan de verdachte opgelegde taakstraf bevolen vervangende hechtenis;
beveelt dat de vervangende hechtenis 28 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juni 2018.