Uitspraak
1.Geding in cassatie
22/004598-12, dat de Hoge Raad zal bepalen dat de vervangende hechtenis 28 dagen beloopt, en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
5 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Bij het bestreden arrest werd een voorwaardelijke hechtenis van vier weken omgezet in een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-nakoming. De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde vervangende hechtenis de duur van de niet tenuitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt, wat in strijd is met de wet. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeerde dat de vervangende hechtenis moest worden verminderd tot 28 dagen. De Hoge Raad benadrukte dat het opleggen van een vervangende hechtenis die de duur van de niet tenuitvoergelegde straf overstijgt een onmiddellijk kenbare fout is die eenvoudig hersteld kan worden door de rechters die de zaak eerder behandelden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, met name met betrekking tot de redelijke wetsuitleg en de toepassing van vervangende hechtenis.