Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1955, was in hoger beroep veroordeeld voor belaging van zijn voormalige vriendin, wat onder artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht valt. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep werd verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.