Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 maart 2018 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal van elektronische goederen op een milieupark van de gemeente, in strijd met artikel 311, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De centrale vraag in deze procedure was of de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, gezien het feit dat de weggenomen goederen als 'res nullius' of 'res derelicta' kunnen worden gekwalificeerd.
De verdachte heeft het beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, A.C.J. Lina, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.