ECLI:NL:HR:2019:1533

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
18/04338
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beklag en beslag ex art. 94 Sv met betrekking tot auto onder klager t.z.v. verdenking van witwassen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 september 2018. De Rechtbank had een klaagschrift van de klager, die verdacht werd van witwassen, gegrond verklaard met betrekking tot de teruggave van een in beslag genomen BMW. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn klaagschrift, omdat de strafrechter al eerder had beslist over het beslag in de strafzaak tegen de klager. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag. Dit besluit is genomen op 8 oktober 2019, waarbij de Hoge Raad ambtshalve de beslissing van de Rechtbank corrigeert, aangezien er geen andersluidende beslissing meer kon volgen op het klaagschrift van de klager. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:502).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04338
Datum8 oktober 2019
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West‑Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 september 2018, nummer RK 16/1378, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de klager.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn klaagschrift.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking

2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West‑Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 september 2018 waarbij een klaagschrift van de klager voor zover strekkende tot teruggave van een BMW met kenteken [kenteken] gegrond is verklaard.
2.2
Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van het mondelinge vonnis van de Politierechter van 12 juni 2018 in de strafzaak tegen de klager. Dit vonnis houdt, voor zover hier van belang, in:
“De politierechter gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed, te weten:
2016103215 1 1.00 STK Personenauto [kenteken]
BMW 6er Reihe 2004 Kl:zwart
G1530730
aan: verdachte”
2.3
In aanmerking genomen dat de strafrechter reeds ten tijde van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 15 juni 2018 en 31 augustus 2018 omtrent het beslag in de strafzaak tegen de klager had beslist, en zodoende op het klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer kon volgen, had de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn klaagschrift. Dat in de bestreden beschikking melding wordt gemaakt van de omstandigheid dat de Officier van Justitie tijdens de behandeling in raadkamer heeft aangegeven dat het Openbaar Ministerie tegen voornoemd vonnis hoger beroep heeft ingesteld, maakt dit niet anders. De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen en de klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden beschikking;
- verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2019.