Voetnoten
1.Zie ook Kamerstukken II, 2020-2021, 35 296, nr. 6, p. 10 en 20.
2.Kamerstukken II, 1913-1914, 286, nr. 3, p. 155 (art. 421 (oud) Sv)
3.Art. 241c Sv maakt hierop expliciet een uitzondering voor vorderingen als bedoeld in Titel III van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafvordering. Zie HR 13 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:377. Voor de in art. 577c Sv genoemde vordering geldt dat deze niet mede de duur van de lijfsdwang omvat, zodat tegen de bepaling van de duur van de lijfsdwang niet in beroep kan worden gekomen. Zie HR 9 november 2020, ECLI:NL:HR:2010:BL1706, NJ 2010/614. 4.Kamerstukken II, 2020-2021, 35 296, nr. 10, p. 8 en nr. 11, p. 8 en Kamerstukken I, 2020-2021, 35 296, nr. C, p. 5.
5.Kamerstukken II, 2020-2021, 35 296, nr. 9, p. 16 en Kamerstukken I, 2020-2021, 35 296, nr. E, p. 21.
6.De Minister haalde in dit verband art. 445 Sv aan en wees erop dat de initiatiefnemers in het voorgestelde art. 551a Sv hoger beroep (zonder schorsende werking) tegen de beschikking van de rechter-commissaris mogelijk hebben gemaakt en dat niet geldt voor beroep in cassatie. Zie Kamerstukken I, 2020-2021, 35 296, nr. D, p. 4.
7.Corstens/Borgers & Kooijmans 2021, p. 1049.
8.Melai/Groenhuijsen e.a., aant. 6 op art. 446 Sv (bijgewerkt tot 23 januari 2015).
9.Onder verwijzing naar de noot van Th. W. van Veen bij HR 11 november 1983, NJ 1984/298.
10.Blok/Besier II, p. 464.
11.Overigens staat dit ook aan het slot van de bestreden beschikking vermeld (“Tegen de beslissing van deze rechtbank staal voor hel Openbaar Ministerie binnen veertien (14) dagen na de dagtekening van de beslissing beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank”).
15.Aan de bestreden beschikking van 20 juni 2023 is een tussenbeschikking van 21 maart 2023 voorafgegaan, omdat de rechtbank zich op twee punten, betrekking hebbende op het gestelde spoedeisende belang van de eigenaar, onvoldoende geïnformeerd achtte om tot een goede belangenafweging te komen. De rechtbank wenste twee vragen beantwoord te zien, te weten 1. Welke concrete stappen zijn er gezet met betrekking tot het renovatie-en restauratietraject van het pand sinds de door de rechter-commissaris verstrekte machtiging tot ontruiming van 1 december 2022? en 2. Wat is de reactie van de eigenaar/aangever met betrekking tot de bevindingen van de door de appellant ingeschakelde [betrokkene 3] en zijn conclusies met betrekking tot de veiligheid van het gebouw en de verblijfsfunctie voor een klein aantal mensen, zoals weergegeven in de pleitnotities van de raadsman van de appellant.