Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor het opzettelijk nalaten te voldoen aan de meldingsplicht van verdachte of ongebruikelijke transacties in drugsprecursoren, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. De verdachte had deze meldingsplicht meermalen geschonden.
Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat J.W.E. Luiten uit Maastricht. In de schriftelijke verdediging werd een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof.