ECLI:NL:HR:2019:1803

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
18/03918
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk nalaten van meldingsplicht bij verdachte transacties in drugsprecursoren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor het opzettelijk nalaten te voldoen aan de meldingsplicht van verdachte of ongebruikelijke transacties in drugsprecursoren, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. De verdachte had deze meldingsplicht meermalen geschonden.

Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat J.W.E. Luiten uit Maastricht. In de schriftelijke verdediging werd een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissing van het Gerechtshof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03918
Datum19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2018, nummer 20/001422-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2019.