ECLI:NL:HR:2019:50

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
18/04630
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in verkeersdelict

Op 15 januari 2019 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak naar aanleiding van een aanvraag van de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben. De zaak betreft een verkeersdelict waarbij de gewezen verdachte, veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank Oost-Brabant, ter zake van een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, een gevangenisstraf van twee weken opgelegd kreeg, waarvan één week voorwaardelijk. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van de stelling dat er sprake is van een persoonsverwisseling, wat zou betekenen dat de veroordeling onterecht is geweest.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de door de Advocaat-Generaal aangevoerde argumenten steun bieden aan de stelling van persoonsverwisseling. Dit leidt tot het ernstige vermoeden dat, indien deze informatie eerder bekend was geweest, de Politierechter de gewezen verdachte zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelt dat de aanvraag tot herziening gegrond is en verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor hernieuwde behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het strafproces en de mogelijkheid tot herziening wanneer nieuwe feiten aan het licht komen die de uitkomst van een eerdere uitspraak kunnen beïnvloeden. De Hoge Raad beveelt tevens de opschorting van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis.

Uitspraak

15 januari 2019
Strafkamer
nr. S 18/04630 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 juli 2016, nummer 96/077954-16, gewezen in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de gewezen verdachte ter zake van "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 8 december 2015, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is gedaan door de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben. Zijn daartoe ingediende vordering, die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt, strekt tot vernietiging van het vonnis van de Politierechter en vrijspraak van de gewezen verdachte.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat in deze zaak sprake is van een persoonsverwisseling.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een vrijspraak van de gewezen verdachte.
3.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn aanvraag is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de gewezen verdachte van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Dat betekent dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 januari 2019.