In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 1.1. Deze komen, kort samengevat, op het volgende neer.
(i) HSK exploiteert een keten van kledingwinkels.
(ii) [verweerster 1] heeft in 2013 bouwproducten aan HSK geleverd en daarvoor een bedrag van € 5.900,93 in rekening gebracht aan HSK. De rekening bleef ondanks sommatie onbetaald. Verweerder in cassatie onder 2 is de advocaat van [verweerster 1] (hierna: de advocaat).
(iii) Bij brief van 8 juli 2014 heeft de advocaat namens [verweerster 1] aan HSK een concept-verzoekschrift tot faillietverklaring toegestuurd, met de mededeling dat bij uitblijven van betaling het verzoekschrift bij de rechtbank zou worden ingediend.
(iv) Met een deurwaardersexploot van 22 juli 2014 heeft de advocaat namens [verweerster 1] HSK laten oproepen tegen de zitting van de rechtbank van 2 september 2014 te 10.00 uur, teneinde te worden gehoord op het verzoekschrift tot faillietverklaring.
(v) Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 20 augustus 2014 bij de rechtbank ingediend.
(vi) HSK is ter zitting van 2 september 2014 niet verschenen. Zij is bij vonnis van diezelfde dag door de rechtbank failliet verklaard.
(vii) Op 3 september 2014 is HSK bij de rechtbank in verzet gekomen tegen het faillissementsvonnis. De mondelinge behandeling van het verzetschrift heeft plaatsgevonden op 9 september 2014. Een dag eerder heeft de aandeelhouder van HSK “onder protest” een bedrag van € 7.908,35 aan de advocaat betaald, in mindering op de vordering van [verweerster 1].
(viii) Bij vonnis van 11 september 2014 heeft de rechtbank het verzet van HSK ongegrond verklaard.
(ix) HSK heeft tegen het vonnis op verzet hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd.
(x) Daartegen heeft HSK beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar een ander hof.
(xi) Na verwijzing heeft het hof vastgesteld dat de vordering van [verweerster 1] niet meer bestond toen de uitspraak op het verzet werd gedaan. Daarmee was [verweerster 1] niet (meer) bevoegd om het faillissement aan te vragen. Om die reden dient het faillissement te worden vernietigd en komt de vraag of HSK in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen niet aan de orde. Vervolgens heeft het hof de hiervoor onder (vi) en (viii) genoemde vonnissen van 2 september 2014 en 11 september 2014 vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring van HSK afgewezen.Bij eindarrest heeft het hof de faillissementskosten en het salaris van de curator vastgesteld op € 160.000,-- en bepaald dat dit bedrag voor 1/4ᵉ deel ten laste komt van HSK en voor 3/4ᵉ deel ten laste van [verweerster 1].