Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 maart 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die in deze procedure werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper. De zaak betreft de betekening van een dagvaarding aan de verdachte, die geboren is in 1982. De dagvaarding is aan de verdachte uitgereikt, maar deze heeft geweigerd te tekenen voor ontvangst. De centrale vraag in deze procedure was of het oordeel van het hof, dat de dagvaarding in persoon aan de verdachte is uitgereikt, begrijpelijk is. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.