Uitspraak
gevestigd te Hollandsche Rading,
wonende te [woonplaats] ,
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
16 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of een vader als betrokkene kan worden aangemerkt in de zin van de Jeugdwet, en of hij recht heeft op verwijdering van bepaalde persoonsgegevens uit een hulpverleningsplan. De vader, die gescheiden is van de moeder van hun dochter, heeft verzocht om verwijdering van gegevens over hem en zijn kind uit het hulpverleningsplan van de hulpverleningsinstelling. De rechtbank Midden-Nederland had het verzoek van de vader afgewezen, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de hulpverleningsinstelling bepaalde gegevens moest verwijderen.
De Hoge Raad oordeelde dat de vader als betrokkene moet worden aangemerkt, omdat de jeugdhulp in het indicatiebesluit gericht was op zowel de vader als de moeder. De Hoge Raad bevestigde dat de vader een verzoek kan indienen tot vernietiging van gegevens op grond van artikel 7.3.9 lid 2 van de Jeugdwet. De Hoge Raad oordeelde echter dat de vader geen recht had op vernietiging van gegevens die niet betrekking hadden op hem, omdat er geen dossier was ingericht over aan de vader verleende jeugdhulp. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat bepaalde passages uit het hulpverleningsplan moeten worden verwijderd, waarbij de hulpverleningsinstelling in de kosten van het geding werd veroordeeld.