ECLI:NL:HR:2021:1972

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
21/00977
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing minderjarige bij andere gezaghebbende ouder en verval van machtiging van rechtswege

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de vraag of de machtiging tot uithuisplaatsing van rechtswege is vervallen, nu de minderjarige voortaan bij de andere gezaghebbende ouder zijn hoofdverblijfplaats heeft. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waarin de feiten en het procesverloop zijn uiteengezet. De vader, die als verweerder in cassatie optreedt, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00977
Datum24 december 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: A.H. Vermeulen,
tegen
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ROTTERDAM-DORDRECHT,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
niet verschenen.
Belanghebbenden:
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: D. Rijpma,
2. JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de GI,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaken C/10/587622 JE RK 19-3722 en C/10/592257 /JE RK 20-573 van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2020;
de beschikking in de zaak 200.280.178/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 december 2020.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De raad en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 december 2021.