In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres] heeft in 2005 een perceel aan de [a-straat] te [plaats] in eigendom verkregen (hierna: deelterrein A).
(ii) In 2008 heeft [eiseres] het naast deelterrein A gelegen perceel met boerderij van [betrokkene 1] gekocht (hierna: deelterrein B). Bij deze koop is overeengekomen dat deelterrein B uiterlijk 31 december 2008 geleverd zou worden. Vanwege een geschil tussen [eiseres] en [betrokkene 1] had de levering van het deelterrein B nog steeds niet plaatsgevonden toen het hof het in cassatie bestreden arrest wees.
(iii) [eiseres] heeft in verband met haar voornemen om op de deelterreinen A en B woningen te realiseren, in juli 2008 met [B] B.V. (hierna: [B]) een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten. In november 2008 heeft zij in dat verband met de Gemeente een exploitatieovereenkomst gesloten.
(iv) De koop-/aannemingsovereenkomst ziet op veertien starterswoningen, zes patiowoningen en acht levensloopbestendige woningen (hierna gezamenlijk: het project). De te bouwen woningen zijn gelegen op deelterrein A, met uitzondering van twee starterswoningen die zijn gelegen op deelterrein B.
(v) [eiseres] en [B] zijn in de koop-/aannemingsovereenkomst onder meer overeengekomen dat [B] het project voor [eiseres] zal bouwen en dit na oplevering van [eiseres] zal kopen, en dat zowel [eiseres] als [B] de overeenkomst mag ontbinden wanneer [eiseres] niet uiterlijk 31 december 2009 in het bezit is van de voor het project benodigde vergunningen. [eiseres] en [B] hebben de termijn voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen verlengd tot 1 april 2010. Daarna heeft [B] de overeenkomst vanwege het ontbreken van de benodigde vergunningen ontbonden.
(vi) [eiseres] en de Gemeente zijn in de exploitatieovereenkomst overeengekomen dat [eiseres] op eigen kosten en onder toezicht en goedkeuring van de Gemeente, de infrastructuur op de deelterreinen A en B zal aanleggen. De Gemeente heeft zich in art. V van de overeenkomst verplicht om zich in te spannen om op basis van een goede ruimtelijke ordening alle ter uitvoering van het project benodigde planologische- en vergunningprocedures tot uitvoering te brengen en af te ronden om te komen tot de door partijen beoogde planuitvoering. Verder heeft de Gemeente zich verplicht om zich in te spannen de bouwvergunningen die voor de uitvoering van het project nodig zijn direct na het indienen van elke aanvraag in behandeling te nemen en binnen de gestelde wettelijke termijnen af te handelen. Bij al deze verplichtingen houdt de Gemeente haar publiekrechtelijke verantwoordelijkheid zoals die voortvloeit uit de APV en de diverse wetten op het gebied van bouwen, ruimtelijke ordening en milieu.
(vii) Op 15 december 2008 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan [a-straat] (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld, waarmee woningbouw op de deelterreinen A en B mogelijk wordt gemaakt. Dit bestemmingsplan is op 16 februari 2009 in werking getreden.
(viii) Op 28 januari 2009 heeft [eiseres] drie bouwaanvragen ingediend: een bouwaanvraag voor het oprichten van acht starterswoningen, waarvan zes op deelterrein A en twee op deelterrein B (bouwaanvraag 1), een bouwaanvraag voor zes starterswoningen op deelterrein A (bouwaanvraag 2) en een bouwaanvraag voor zes patiowoningen op deelterrein A (bouwaanvraag 3). Deze drie bouwaanvragen voldoen wat goot- en nokhoogte betreft niet aan de voorschriften van het bestemmingsplan. Op 11 februari 2009 heeft [eiseres] nog een aanvraag ingediend voor het opsplitsen van de boerderij van [betrokkene 1] in twee woningen (bouwaanvraag 4).
(ix) Bij brief van 24 juni 2009 heeft [eiseres] aan de Gemeente bericht dat ten aanzien van de bouwaanvragen 1 tot en met 3 niet binnen de daarvoor geldende termijn is beslist. In die brief verbindt [eiseres] daaraan de conclusie dat de vergunningen daardoor van rechtswege zijn verleend.
(x) Bij brief van 10 juli 2009 heeft [eiseres] aan de Gemeente bericht dat op 6 maart 2009 een bouwaanvraag is ingediend voor acht levensloopbestendige woningen en dat niet binnen de daarvoor geldende termijn op de aanvraag is beslist. Ook in deze brief verbindt [eiseres] daaraan de conclusie dat de vergunning voor de levensloopbestendige woningen daardoor van rechtswege is verleend.
(xi) Op 12 februari 2010 heeft [eiseres] ter vervanging van bouwaanvraag 1 een aangepaste bouwaanvraag ingediend voor het oprichten van vier starterswoningen op deelterrein A. Bij besluit van 31 augustus 2010 heeft de Gemeente hiervoor met toepassing van een binnenplanse vrijstelling voor een hogere nok- en goothoogte, vergunning verleend evenals voor de zes starterswoningen van bouwaanvraag 2. Vervolgens heeft [eiseres] de funderingen van de vergunde tien woningen gestort. In dat verband zijn zijdens [eiseres] ook noodwegen aangelegd. De voor de starterswoningen verleende vergunningen zijn door [betrokkene 1] tevergeefs tot in hoogste instantie bestreden en als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 september 2011 onherroepelijk geworden.
(xii) Nadat [eiseres] op 2 september 2011 bij de Gemeente de voor vergunningverlening vereiste ruimtelijke onderbouwing voor bouwaanvraag 3 had ingediend, heeft [eiseres] bij brief van 13 oktober 2011 aan de Gemeente bericht deze bouwaanvraag in te trekken en als niet ingediend te beschouwen. Bij afzonderlijke brief van gelijke datum heeft [eiseres] aan de Gemeente bericht ook bouwaanvraag 4 in te trekken en als niet ingediend te beschouwen. De Gemeente heeft deze intrekkingen schriftelijk bevestigd.