In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Hollandse Delta en de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard. Het Waterschap heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 28 augustus 2019 was gewezen. De rechtbank had in deze zaak geoordeeld over de schadeloosstelling in het kader van onteigeningsrecht, waarbij de omvang van het complex en de waarde van de grondstukken met bijzondere ongeschiktheid aan de orde kwamen. De Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van het Waterschap verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, evenals de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard in de kosten van het incidentele beroep. De kosten zijn vastgesteld op respectievelijk € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor het Waterschap, en € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor GRNR.