ECLI:NL:HR:2022:842

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
20/03113
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen van bitcoins en geldbedragen met afwijzing van verzoek tot horen van getuigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 september 2020. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het medeplegen van gewoontewitwassen van bitcoins en geldbedragen, zoals omschreven in artikel 420ter.1 jo. 420bis.1.b van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging had een voorwaardelijk verzoek ingediend om twee verbalisanten als getuigen te horen. Het hof had dit verzoek afgewezen op de grond dat de noodzaak tot het horen van deze getuigen ontbrak, omdat het hof de in het verzoek genoemde processen-verbaal niet tot bewijs had bezigt. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof de processen-verbaal wel degelijk voor het bewijs had gebruikt, wat de afwijzing van het verzoek om de verbalisanten te horen niet begrijpelijk maakte. Hierdoor slaagde het cassatiemiddel van de verdediging. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Voor het overige werd het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03113
Datum28 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 september 2020, nummer 22-001146-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en N. Gonzalez Bos, beiden advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel ziet op het onder 1 bewezenverklaarde feit en klaagt onder meer dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen ontoereikend is gemotiveerd. Het voert daartoe aan dat het hof de afwijzing van het verzoek heeft gebaseerd op de grond dat “het hof de door de raadsman in het voorwaardelijk gedane getuigenverzoek genoemde processen-verbaal niet tot het bewijs bezigt”, terwijl uit de bewijsvoering blijkt dat het hof die processen-verbaal wel voor het bewijs heeft gebruikt.
2.2
De klacht slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaatgeneraal onder 9.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen voor het overige niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2022.