ECLI:NL:HR:2023:1388
Hoge Raad
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van eerdere arresten van de Hoge Raad met betrekking tot belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van eerdere arresten. Het verzoek om herziening was ingediend door belanghebbende, die eerder een verzoek om herziening had ingediend dat niet-ontvankelijk was verklaard. De Hoge Raad had in een eerder arrest van 16 september 2022 het verzoek om herziening van het arrest van 1 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft opnieuw een verzoek om herziening ingediend, dat aan de Hoge Raad is voorgelegd.
De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 29 AWR in samenhang met artikel 8:119 Awb herziening kan worden gevraagd op basis van feiten of omstandigheden die tot een ander arrest hadden kunnen leiden. Echter, de Hoge Raad stelt vast dat het huidige verzoek om herziening geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat die niet eerder bekend waren bij belanghebbende. De Hoge Raad concludeert dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het enkel feiten betreft die al vóór het arrest van 1 oktober 2021 bekend waren.
De Hoge Raad wijst het verzoek om herziening af voor zover het betrekking heeft op het arrest van 1 oktober 2021 en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op het arrest van 16 september 2022. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien de Hoge Raad geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten.