Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
11 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021. De verdachte was aangeklaagd voor oplichting door te tanken zonder te betalen en voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De advocaat van de verdachte, J.C. Reisinger, had cassatiemiddelen voorgesteld, maar het beroep is te laat ingesteld. Volgens de wet had het cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof moeten worden ingediend, maar dit gebeurde pas op 3 december 2021. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen.
De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van feit 2 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich op de terechtzitting van het hof had laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat, wat betekent dat de termijn voor het indienen van het cassatieberoep strikt moest worden nageleefd. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.