ECLI:NL:HR:2023:525

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
21/04993
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens te late indiening na einduitspraak hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2021. De verdachte was aangeklaagd voor oplichting door te tanken zonder te betalen en voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De advocaat van de verdachte, J.C. Reisinger, had cassatiemiddelen voorgesteld, maar het beroep is te laat ingesteld. Volgens de wet had het cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof moeten worden ingediend, maar dit gebeurde pas op 3 december 2021. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen.

De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van feit 2 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich op de terechtzitting van het hof had laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat, wat betekent dat de termijn voor het indienen van het cassatieberoep strikt moest worden nageleefd. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04993
Datum11 april 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 november 2021, nummer 21-004357-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend ten aanzien van feit 2 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Volgens de stukken heeft de verdachte zich op de terechtzitting van het hof van 2 november 2021 op grond van artikel 279 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering laten verdedigen door een daartoe uitdrukkelijk gemachtigde advocaat. Daarom had het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 16 november 2021. Het beroep is echter pas ingesteld op 3 december 2021. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 april 2023.