Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
13 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een poging tot moord op de ex-vrouw van de verdachte, waarbij de verdachte in 2020 in Houten meerdere keren met een bijl op haar hoofd en lichaam heeft geslagen. De Hoge Raad behandelt de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een telefoon, schoeisel en kleding, die door het hof aan de rechthebbende zijn gelast. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren, en dat het hof had moeten gelasten dat de voorwerpen worden teruggegeven aan degene bij wie ze in beslag zijn genomen of aan een ander die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad leest de beslissing van het hof in zoverre verbeterd en verwerpt het cassatieberoep van de verdachte. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de raadslieden van de verdachte hebben schriftelijk gereageerd op de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en deze niet gegrond verklaard.