Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van dupliek ingediend.
2.Uitgangspunten in cassatie
De belastingheffing in Duitsland over de inkomsten uit de door een Sondervermögen gehouden onroerende zaken vindt niet plaats op het niveau van het Sondervermögen, maar op het niveau van de deelnemers in dat fonds. Het is daarbij niet relevant of het Sondervermögen zijn inkomsten daadwerkelijk uitkeert; ook de niet door het Sondervermögen uitgekeerde belastbare inkomsten worden aan het einde van het boekjaar waarin deze door het Sondervermögen zijn behaald, rechtstreeks bij de fondsdeelnemers in de belastingheffing betrokken. Echter, uitkeringen gerelateerd aan vastgoedinkomsten waarover het heffingsrecht op grond van een door Duitsland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is toegewezen aan het land waarin de onroerende zaken zijn gelegen, worden niet in de Duitse belastingheffing betrokken. De in Nederland opgekomen vastgoedinkomsten van belanghebbende worden aldus in Duitsland noch bij belanghebbende, noch bij de Duitse fondsdeelnemers belast.
3.De oordelen van het Hof
4.Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel I
Dat geldt niet alleen indien het een directe aanspraak in de vorm van mede-eigendom van het vermogen van het fonds betreft, maar ook indien het een indirecte (economische) aanspraak op dat vermogen betreft. Ook dan kunnen de houders van de bewijzen van deelgerechtigdheid immers aan het vermogen van het fonds enig recht met een vermogenswaarde ontlenen, zodat dit vermogen, zij het op indirecte wijze, aan hen toebehoort. [4]