Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de belastingheffing van een gepensioneerde belastingplichtige die in Frankrijk woont, maar inkomsten uit Nederland ontvangt. De centrale vraag is of Nederland rekening moet houden met de persoonlijke en gezinssituatie van deze belastingplichtige bij het vaststellen van de inkomstenbelasting, gezien het feit dat hij niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige kan worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van het Unierecht, met name over de verplichtingen van de werkstaat ten aanzien van belastingvoordelen voor niet-ingezetenen. De Hoge Raad concludeert dat Nederland in bepaalde gevallen verplicht kan zijn om rekening te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van belastingplichtigen die in andere EU-lidstaten wonen, vooral als deze belastingplichtigen niet in staat zijn om de belastingvoordelen in hun woonstaat volledig te benutten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belastingheffing in internationale context, waarbij zowel de wetgeving van de werkstaat als die van de woonstaat in overweging moeten worden genomen.