ECLI:NL:HR:2025:1194
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2025. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is voldaan. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 16 april 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald. Op 19 mei 2025 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar ook hierop heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.