Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling. De zaak draait om de vraag of het hof terecht het verzoek van de verdediging om getuigen te horen heeft afgewezen. De verdediging had dit verzoek pas tijdens de inhoudelijke behandeling gedaan, terwijl er eerder al mogelijkheden waren om dit verzoek in te dienen. Het hof oordeelde dat de getuigen niet binnen een aanvaardbare termijn gehoord konden worden, en dat de voortvarende afdoening van de strafzaak moest prevaleren. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verzoek is afgewezen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst de zaak terug, waarbij het hof opnieuw moet beoordelen of de getuigen alsnog kunnen worden gehoord. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de rechten van de verdediging en de noodzaak om getuigen tijdig te horen in het strafproces.