Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een werkneemster en de Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASz). De werkneemster, vertegenwoordigd door advocaat S.F. Sagel, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 1 oktober 2024 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de werkneemster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.