ECLI:NL:HR:2025:1541

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
24/04663
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en billijke vergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een werkneemster en de Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASz). De werkneemster, vertegenwoordigd door advocaat S.F. Sagel, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 1 oktober 2024 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de werkneemster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/04663
Datum10 oktober 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: Werkneemster,
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
STICHTING ALBERT SCHWEITZER ZIEKENHUIS,
gevestigd te Dordrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ASz,
advocaat: M.A.J.G. Janssen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 10091140 HA VERZ 22-74 van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2022;
b. de beschikking in de zaak 200.324.481/01 van het gerechtshof Den Haag van 1 oktober 2024.
Werkneemster heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ASz heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [werkneemster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ASz begroot op € 873,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [werkneemster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Deze beschikking is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
10 oktober 2025.