ECLI:NL:HR:2025:1574

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
24/02768
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schending van de hoorplicht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 juni 2024, nr. BK-23/1077, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 22/5009). De kwestie draait om de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2018, alsook de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven, op basis van de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van dezelfde datum, ECLI:NL:HR:2025:1473. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de eerdere uitspraken van het Hof, de Rechtbank en de Inspecteur vernietigd. Tevens is de Inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van belanghebbende, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Daarnaast is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat belanghebbende heeft betaald voor de behandeling van het beroep in cassatie, evenals de griffierechten die zijn betaald voor de behandeling van de zaak bij het Hof en de Rechtbank.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02768
Datum17 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 juni 2024, nr. BK-23/1077 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 22/5009) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door [A], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 24/02722, ECLI:NL:HR:2025:1473.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur,
- draagt de Inspecteur op om met inachtneming van dit arrest opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van belanghebbende,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 138, en
- draagt de Inspecteur op aan belanghebbende te vergoeden het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof van € 136 en het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank van € 50.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.