ECLI:NL:HR:2025:1579
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over rioolheffing
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 februari 2024, met nummer BK-ARN 23/69. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 21/1297) die betrekking had op een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend in deze cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025, door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur.