ECLI:NL:HR:2025:1906
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaken
In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad die betrokken zijn bij haar cassatiezaken. De wraking is aangevraagd op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechters, onder andere vanwege nevenactiviteiten die niet tijdig gepubliceerd waren. De Hoge Raad heeft op 12 december 2025 het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure begon met een aankondiging van uitspraak in de cassatiezaken op 12 september 2025, waarna verzoekster op 11 september 2025 haar wrakingsverzoek indiende. De betrokken rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben afgezien van een hoorzitting. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, en verzoekster heeft niet gereageerd op deze conclusie binnen de gestelde termijn. De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat nevenfuncties niet gepubliceerd waren, geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. Ook de andere gronden die verzoekster aanvoert, zoals vermeende onvoldoende distantie van de rechters en de timing van de uitspraak, zijn door de Hoge Raad verworpen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren.