ECLI:NL:HR:2025:1974

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
25/04380
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker tegen leden van de Hoge Raad

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen twee leden van de Hoge Raad, M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij, in het kader van zijn cassatieberoep in belastingzaken. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 2 oktober 2025, nadat verzoeker op de hoogte was gesteld van de uitspraakdatum in zijn cassatiezaken. De wrakingskamer, bestaande uit V. van den Brink, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, zou het verzoek behandelen, maar de mondelinge behandeling op 2 december 2025 ging niet door. Op dezelfde dag diende verzoeker een nieuw wrakingsverzoek in tegen de leden van de wrakingskamer zelf, wat leidde tot de inschrijving onder nummer 25/04380. De Hoge Raad oordeelde dat het wrakingsverzoek geen gegronde feiten of omstandigheden bevatte die de gewraakte raadsheren betroffen, en dat het verzoek blijk gaf van misbruik van het wrakingsmiddel. Daarom werd het verzoek tot wraking buiten behandeling gelaten. Tevens werd bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken in de aanhangige zaken niet in behandeling worden genomen, gezien het aantal eerdere verzoeken en de inhoud daarvan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer25/04380
Datum19 december 2025
BESLISSING
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats] (hierna: verzoeker)
betreffende het door verzoeker ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1.De procedure

1.1
Verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaken die bij de belastingkamer van de Hoge Raad zijn ingeschreven onder de nummers 24/00705 en 24/00708. Bij berichten van 25 september 2025 is aan verzoeker meegedeeld dat op 3 oktober 2025 in de hiervoor genoemde zaken uitspraak zal worden gedaan. Tevens is daarbij meegedeeld dat de beslissingen worden genomen door de leden van de Hoge Raad J.A.R. van Eijsden, M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij.
1.2
Bij bericht gedateerd op 1 oktober 2025, dat door verzoeker op 2 oktober 2025 in het webportaal van de Hoge Raad is geplaatst, heeft verzoeker de wraking verzocht van twee van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad, M.T. Boerlage en W.A.P. van Roij. Het wrakingsverzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 25/03569 en wordt behandeld door de leden van de Hoge Raad V. van den Brink, F.J.P. Lock en G.C. Makkink (hierna ook: de wrakingskamer). De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek was gepland op 2 december 2025, maar is niet doorgegaan.
1.3
Bij op 2 december 2025 ingekomen bericht heeft verzoeker de wraking verzocht van twee van de hiervoor onder 1.2 vermelde leden van de wrakingskamer, V. van den Brink en F.J.P. Lock. Dit verzoek is bij de Hoge Raad ingeschreven onder nummer 25/04380. De twee leden van de Hoge Raad tegen wie het verzoek is gericht, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.
1.4
De advocaat-generaal W.L. Valk heeft desgevraagd meegedeeld af te zien van het nemen van een conclusie.

2.Beoordeling van het verzoek tot wraking van twee leden van de wrakingskamer

2.1
Verzoeker legt in de kern aan zijn verzoek tot wraking van 2 december 2025 ten grondslag dat de twee leden van de wrakingskamer niet hebben gereageerd op verzoeken van zijn kant:
“[De raadsheren V. van den Brink en F.J.P. Lock hebben] alle mijn 3 verzoeken om afscriften van twee pagina’s van mijn cassatieberoepschrift met de aantekeningen van de 2 griffiers (van het Hof en de Hoge Raad) genegerd zonder de redenen uit te leggen.”
2.2
De Hoge Raad is van oordeel dat het verzoek in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Het verzoek bevat weliswaar een uiteenzetting van feiten en omstandigheden, maar geen feiten of omstandigheden die een of meer van de gewraakte raadsheren kunnen betreffen. Daarmee is van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 8:15 Awb geen sprake. [1] Het verzoek, dat blijk geeft van evident misbruik van het wrakingsmiddel, wordt daarom door de Hoge Raad buiten behandeling gelaten, zonder dat daartoe een zitting als bedoeld in artikel 8:18 lid 1 Awb wordt gehouden. [2]
2.3
Gelet op het aantal verzoeken tot wraking dat verzoeker in deze procedure heeft ingediend en gelet op de inhoud van die verzoeken, zal de Hoge Raad op grond van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een na de datum van deze uitspraak ingediend verzoek tot wraking in de zaken met nummers 24/00705, 24/00708 en 25/03569 niet in behandeling wordt genomen.

3.Beslissing

De Hoge Raad stelt het verzoek tot wraking van V. van den Brink en F.J.P. Lock buiten behandeling en bepaalt dat een na de datum van deze uitspraak ingediend verzoek tot wraking in de zaken met nummers 24/00705, 24/00708 en 25/03569 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, rov. 4.5.
2.HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:219, rov. 2.8.