Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 april 2023. De verdachte, geboren in 1974, was aangeklaagd voor deelname aan een criminele organisatie, witwassen, en het voorhanden hebben van vuurwapens en harddrugs. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waaronder de bewijsklacht met betrekking tot de deelname aan de criminele organisatie en de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de opgelegde straf, bestaande uit een gevangenisstraf van 7 jaren en 6 maanden en een geldboete van € 100.000, bevestigd. Tevens is er verbeurdverklaring uitgesproken van diverse auto’s, geldbedragen en andere luxegoederen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering te brengen op de opgelegde geldboete.