ECLI:NL:OGEAA:2025:306

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
AUA202401679 en AUA202401680
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 en de gevolgen van administratieve fouten door de Inspecteur

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. De belanghebbende ontving per abuis een verkorte versie van het aangiftebiljet in plaats van de uitgebreide versie. Ondanks haar verzoek om het juiste biljet, leidde een combinatie van fouten bij de Inspecteur, waaronder verkeerde verwerking bij data-entry en systeemmigratieproblemen, tot een nihilaanslag. Het Gerecht oordeelt dat deze fouten volledig voor rekening van de Inspecteur komen, aangezien de belanghebbende haar verplichtingen correct heeft nageleefd. De navorderingsaanslag is daarom ten onrechte opgelegd en het beroep van de belanghebbende is gegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de Inspecteur voor administratieve fouten en de gevolgen daarvan voor de belastingplichtige. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 10 oktober 2025
BBZ nrs. AUA202401679 en AUA202401680
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 17 oktober 2022 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 283.851, resulterend in een navorderen bedrag aan belasting van Afl. 75.289.
1.2
Aan belanghebbende is op 23 maart 2021 een definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 264.284, resulterend in een bedrag aan belasting van Afl. 93.238.
1.3
Belanghebbende heeft op 14 november 2022 (2017) en 24 mei 2021 (2018) tegen de (belasting)aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 7 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.5
De Inspecteur heeft op 7 oktober 2024 een verweerschrift voor de jaren 2017 en 2018 ingediend.
1.6
Gedagtekend 6 oktober 2024 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan voor de jaren 2017 en 2018.
1.7
Belanghebbende heeft op 11 november 2024 op het verweerschrift gereageerd.
1.8
Partijen zijn op 1 april 2025 uitgenodigd voor de zitting van 15 mei 2025.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen haar gemachtigde [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].
1.10.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd aan de wederpartij en het Gerecht.

2.FEITEN

2017

2.1
Belanghebbende is voor het belastingjaar 2017 uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen via de verkorte versie van het aangiftebiljet.
2.2
In het systeem van de Belastingdienst stond belanghebbende voor de jaren vóór 2017 geregistreerd als een persoon aan wie de uitgebreide versie van het aangiftebiljet diende te worden toegezonden..
2.3
Belanghebbende heeft op 4 december 2018 een definitieve aangifte inkomstenbelasting 2017 middels de verkorte versie van het aangiftebiljet ingediend.
In het verkorte aangiftebiljet zijn de volgende vragen opgenomen:
“Beantwoord de vragen met ‘NEE’ of ‘JA’.
1.
Had u in 2017 een onderneming?
Lees de toelichting bij onderdeel 11.
2.
Was u in 2017 aandeelhouder of certificaathouder van een vennootschap die in of buiten Aruba is gevestigd of had u op een andere manier recht op de opbrengst van aandelen?
Lees de toelichting bij onderdeel 13.
3.
Had u in 2017 recht op niet uitgekeerde winst van een AVV?
Lees de toelichting bij onderdeel 15 onder Niet uitgekeerde winst AVV”.
Als uw antwoord op vraag 1, 2 of 3 ‘NEE’ is, ga dan verder met onderdeel 3.
Als uw antwoord op vraag 1, 2 of 3 ‘JA’ is, dan hebt u niet het juiste aangiftebiljet ontvangen.
Vraag dan de uitgebreide versie van het aangiftebiljet aan. U doet dit door onderstaand onderdeel in te vullen. Lever daarna deze bladzijde in bij Departamento di Impuesto.”
2.4
Na het verzoek te hebben gedaan om uitreiking van een uitgebreide versie van het aangiftebiljet heeft belanghebbende de verkorte versie van het aangiftebiljet 2017 oningevuld geretourneerd.
2.5
Aan belanghebbende is op 23 maart 2021 een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NIHIL.
2.6
De Inspecteur heeft op 28 september 2022 aangekondigd een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 op te leggen.
2.7
De Inspecteur heeft vervolgens op 17 oktober 2022 navorderingsaanslag voor het jaar 2017 opgelegd. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 is de Inspecteur uitgegaan van de volgende inkomsten:
Categorie
2017
Arbeid
143.382
Onroerende goederen
130
Periodieke uitkering
13.796
Onzuiver Inkomen
287.178
Persoonlijke lasten
1.36
Ouderen aftrek
1.967
Belastbaar inkomen
283.851
Belastingvrij bedrag
20.455
Tabel inkomen
263.396
Bedrag van de belasting
107.337
Voorheffing LB
32.048
Verschuldigd
75.289
Bij het vaststellen van deze aanslag is uitgegaan van de gegevens uit de aangifte over het voorgaande jaar, met de kanttekening dat bij de huurinkomsten uitsluitend de totale opbrengst is meegenomen, zonder rekening te houden met kosten.
2018
2.8
Bij het invoeren van het aangiftebiljet 2018 is door een medewerker van de Belastingdienst is een typefout gemaakt: in plaats van Afl. 32.049 aan voorheffing loonbelasting, werd Afl. 3.209 ingevoerd. Nadat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt en de Inspecteur bij uitspraak van bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan belanghebbendes bezwaar, heeft belanghebbende het beroep voor het jaar 2018 ingetrokken.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur bevoegd was tot het opleggen van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 en meer specifiek, of sprake is van een nieuw feit.
3.2
Belanghebbende stelt dat zij aangifte heeft gedaan, namelijk door tijdig het aan haar uitgereikte verkorte aangiftebiljet 2017 in te dienen. Met het opleggen van een aanslag naar een bedrag van nihil, terwijl de Inspecteur wist of had moeten weten dat belanghebbende voor het jaar 2017 tot een aanzienlijk bedrag inkomsten heeft genoten, heeft de Inspecteur zijn recht tot navorderen verspeeld wegens het ontbreken van een nieuw feit.
3.3
De Inspecteur is van mening dat terecht een navorderingaanslag voor het jaar 2017 is opgelegd. Volgens de Inspecteur had belanghebbende moeten verzoeken om een uitgebreide versie van het aangiftebiljet en is door belanghebbende de vereiste aangifte niet gedaan. Reeds om die reden kon worden nagevorderd, aldus de Inspecteur. Bovendien is volgens de Inspecteur sprake van een voor belanghebbende kenbare schrijf- of rekenfout, in welk geval belanghebbende er niet op mag rekenen dat geen navorderingsaanslag worden opgelegd.
3.4
In het geval voor het jaar 2017 nagevorderd kan worden, zijn partijen het er over eens dat het belastbaar inkomen dient te worden bepaald op Afl. 275.711.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Beroep niet tijdig beslissen

4.1
Belanghebbende heeft op 14 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017. Ingevolge artikel 18, lid 2, van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) dient de Inspecteur binnen één jaar na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 14 november 2023, uitspraak op bezwaar te doen.
4.2
Ingevolge artikel 19, lid 3, ALB kan binnen twee jaar, in dit geval dus uiterlijk op 14 november 2025 beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.3
Belanghebbende heeft op 7 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar.
4.4
De Inspecteur heeft op 16 oktober 2024 een beslissing genomen op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Dit beroep is mitsdien niet-ontvankelijk
.
4.5
Het door belanghebbende ingestelde beroep van 7 mei 2024 wordt ook geacht te zijn gericht tegen de (reële) uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2024 (GEA Curaçao, 17 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:57). Ook deze uitspraak is dus onderwerp van onderhavige procedure.
Juridisch kader
4.6
In artikel 13 van de Algemene landsverordening (ALL) is bepaald in welke gevallen kan worden nagevorderd. Artikel 13 ALL bepaalt, voor zover hier van belang:
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, (…), kan de Inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de Inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
(…)
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende niet te kwader trouw is.
4.8
Indien het zogeheten ‘nieuw feit’ ontbreekt, ofwel er sprake is van een ambtelijk verzuim, kan als uitzondering op de regel toch worden nagevorderd indien de aanslag tot een te laag bedrag is opgelegd als gevolg van een schrijf- of tikfout of een daarmee gelijk te stellen beslissing van de Inspecteur én het bovendien voor de belastingplichtige kenbaar is dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag een fout heeft gemaakt. Genoemde uitzondering ziet niet op inhoudelijke of beoordelingsfouten van de Inspecteur; in dat geval blijft sprake van een ambtelijk verzuim en is navordering niet mogelijk. De schrijf- en tikfoutjurisprudentie is alleen van toepassing als er een verschil is tussen wat de Inspecteur wilde en hetgeen op het aanslagbiljet is vermeld.
Fouten die voortvloeien uit de door de Inspecteur gekozen werkwijze worden gelijk geschaard met een verwijtbaar onjuist inzicht van de Inspecteur in de feiten of in het recht, die navordering verhindert. Dit betekent dat tevens de door de Inspecteur gekozen werkwijze geacht wordt voor rekening te komen van de Inspecteur, die zich immers bewust voor een bepaalde werkwijze heeft gekozen. Als van zo’n uit de door de Inspecteur gekozen werkwijze voortvloeiende fout sprake is, doet het redelijkerwijs kenbaarheidsvereiste er niet meer toe. Dergelijke fouten liggen in de risicosfeer van de Inspecteur en sluiten de mogelijkheid tot navorderen uit. Fouten die worden gemaakt door (administratieve) medewerkers, waaronder ongeschoolde uitzendkrachten, van de Inspecteur dienen aan de Inspecteur te worden toegerekend en behoren daarmee eveneens tot de risicosfeer van de Inspecteur.
Illustratief in dit verband is HR 7 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9393. In die zaak had de belastingplichtige per ongeluk, door een intoetsfout, ruim € 3.400.000 aan hypotheekrente in aftrek gebracht, in plaats van het juiste bedrag van ruim € 3.400. De aangifte werd geautomatiseerd en daarmee overeenkomstig de ingediende aangifte afgedaan, resulterend in een negatief inkomen van meer dan € 3.000.000. De door de Inspecteur opgelegde navorderingsaanslag vond geen genade in de ogen van de Hoge Raad; de geautomatiseerde werkwijze van de Belastingdienst, waarbij kennelijk geen, althans onvoldoende, controlemechanismen waren ingebouwd liet de Hoge Raad voor rekening en risico komen van de Inspecteur. Dat deze fout evident kenbaar was voor de belastingplichtige deed daar niet aan af. In Nederland heeft deze jurisprudentie geleid tot een verruiming van de navorderingsbevoegdheid door de Inspecteur. In Aruba heeft een wettelijke aanpassing niet plaatsgevonden.
Inhoudelijke beoordeling
4.9
Niet in geschil is dat de Inspecteur belanghebbende heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte. Aruba kent (in ieder geval) twee typen aangiftebiljetten: de verkorte versie en de uitgebreide versie. Anders dan in voorgaande jaren, toen belanghebbende werd uitgenodigd tot het doen van de uitgebreide versie van het aangiftebiljet, is belanghebbende voor het jaar 2017 uitgenodigd tot het doen van de verkorte versie.
4.1
Op blz. 2 van de verkorte versie van de aangifte wordt getoetst of de belastingplichtige wel het juiste aangiftebiljet is uitgereikt. Voor zover van belang is aldaar vermeld:
‘Voordat u verder gaat … hebt u wel het juiste aangiftebiljet ontvangen?
In uw handen hebt u de verkorte versie van het aangiftebiljet inkomstenbelasting 2017.
Om zeker te zijn dat u het juiste biljet hebt, vragen wij u om onderstaande vragen te beantwoorden.’
Vervolgens dient de belastingplichtige drie vragen te beantwoorden. Indien ten minste één van die antwoorden met ‘ja’ wordt beantwoord, dan heeft belastingplichtige kennelijk het onjuiste biljet ontvangen en dient hij om de uitgebreide versie te verzoeken.
Belanghebbende heeft één van de vragen met ‘ja’ beantwoord, te weten de vraag of zij aandeelhouder of certificaathouder was van een vennootschap die in of buiten Aruba is gevestigd, of dat zij op een andere manier recht had op de opbrengst van aandelen.
4.11
Het verzoeken om de juiste, uitgebreide aangifte geschiedt door een verzoek te doen dat in het aangiftebiljet is opgenomen. Eveneens op blz. 2 van de aangifte het volgende vermeld:
‘Verzoek uitgebreide versie aangiftebiljet
Hierbij verzoek ik u mij de uitgebreide versie van het aangiftebiljet inkomstenbelasting 2017 uit te reiken’.
Het verzoek wordt geformaliseerd door van de belastingplichtige te vragen om het verzoek te tekenen.
Belanghebbende heeft het verzoek getekend en de aangifte geretourneerd in afwachting van de ontvangst van de uitgebreide versie van het aangiftebiljet.
In plaats van de uitgebreide aangifte heeft belanghebbende op 23 maart 2021 een nihilaanslag inkomstenbelasting ontvangen.
4.12
Ter zitting heeft de Inspecteur, desgevraagd, uitleg gegeven over wat er in deze zaak ‘fout’ is gegaan. Geparafraseerd heeft de Inspecteur verklaard:
- Het proces met betrekking tot ingediende aangiften verloopt als volgt: bij binnenkomst wordt een aangifte voorzien van een ‘datum binnenkomst’. Daarna gaat die aangifte naar de afdeling data-entry, waar medewerkers de gegevens invoeren zoals die door de belastingplichtige zijn ingevuld. Na deze handeling wordt door het ‘systeem’, op basis van vooraf gemaakte keuzes, bepaald of de aangifte geautomatiseerd wordt afgedaan dan wel wordt ‘uitgeschoten’ en vervolgens in de inbox van een aanslagregelend ambtenaar terechtkomt voor een inhoudelijke beoordeling (de zogenaamde ‘exception rule’).
- De aangifte van belanghebbende had nooit bij de data-entry terecht mogen komen. Bij het registeren van de binnenkomst van de aangifte van belanghebbende had de aangifte eigenlijk moeten worden doorgestuurd naar de afdeling Klant- en Objectregistratie. Dat is in het geval van belanghebbende niet gebeurd.
- De aangifte van belanghebbende is geautomatiseerd afgedaan.
- Het zal wel eens vaker gebeuren dat iemand een verkeerde versie van het aangiftebiljet ontvangt en de aangifte vervolgens bij de data-entry belandt. De Inspecteur gaat er evenwel vanuit dat de data-entry werkt met instructies en weet hoe te handelen als er een verzoek wordt gedaan om een andere versie dan de versie die aanvankelijk aan de belastingplichtige is uitgereikt, maar veronderstelt dat in de onderhavige zaak een en ander over het hoofd is gezien.
- Dat een nihilaanslag is opgelegd betreft een intoetsfout, een menselijke fout. De aangifte van belanghebbende is bij de data-entryafdeling terecht gekomen, maar werd daar foutief ingetoetst. Omdat er in de aangifte niets (geen bedragen) is ingevuld, is de aangifte als een nihilaangifte verwerkt.
- De Inspecteur vermoedt dat het in de zaak van belanghebbende ‘fout’ is gegaan, omdat er in 2017 een migratie van systemen heeft plaatsgevonden. Mogelijk is er iets misgegaan bij het overzetten van gegevens van het oude naar het nieuwe systeem en is dat de oorzaak van het feit dat aan belanghebbende de verkeerde versie van het aangiftebiljet is uitgereikt.
4.13
Naar het oordeel van het Gerecht is de navorderingsaanslag ten onrechte opgelegd, omdat het hier een samenloop van fouten betreft die evident voortvloeien uit de door de Inspecteur gekozen werkwijze. Dat de aangifte na registratie ten onrechte bij de data-entry is terechtgekomen en het feit dat bij de data-entry niet is erkend dat het aangiftebiljet niet bij deze afdeling thuishoorde, lijken te zijn veroorzaakt doordat de betreffende medewerker(s) van de Inspecteur onvoldoende zijn geïnstrueerd of doordat niet met de vereiste zorgvuldigheid bepaalde werkzaamheden zijn verricht. Hoe dan ook, een dergelijk risico moet aan de Inspecteur worden toegerekend. Voor wat betreft het feit dat de oningevulde, verkorte versie van de aangifte door de data-entry aan het ‘systeem’ is aangeboden heeft hetzelfde te gelden. Ook de keuze om een groot deel van de aangiftes geautomatiseerd af te doen, waarbij die keuze wordt bepaald door een vooraf ingestelde ‘tool’, betreft een door de Inspecteur gekozen werkwijze die voor diens rekening en risico komt. Kennelijk zijn geen, of althans onvoldoende, controlemechanismen ingebouwd om het ‘systeem’ bepaalde keuzes te laten heroverwegen, waardoor de aangifte van belanghebbende alsnog zou kunnen worden ‘uitgeschoten’, maar ook ten aanzien van die keuze ligt het risico bij de Inspecteur. Dit alles bijeengenomen leidt het Gerecht tot de conclusie dat de Inspecteur een verwijtbaar onjuist inzicht in de feiten en het recht heeft gehad, hetgeen de mogelijkheid tot navordering verhindert. In zo’n geval is het vervolgens niet van belang of de fout(en) al dan niet kenbaar waren voor belanghebbende.
4.14
De Inspecteur heeft nog aangevoerd dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan, omdat zij de door haar genoten inkomsten niet heeft aangegeven en dat belanghebbende op grond van artikel 7, lid 4 ALB om de uitreiking van een aangifte had moeten verzoeken.
4.15
Naar het oordeel van het Gerecht is van het niet-doen van de vereiste aangifte geen sprake. Op uitnodiging van de Inspecteur heeft belanghebbende aangifte gedaan. Nadat de Inspecteur belanghebbende het verkeerde aangiftebiljet had toegezonden, heeft belanghebbende gedaan wat van haar verwacht had mogen worden: zij heeft verzocht om het juiste aangiftebiljet. Dat juiste aangiftebiljet is belanghebbende evenwel niet toegezonden. In plaats daarvan heeft belanghebbende een onjuiste, definitieve, aanslag toegezonden gekregen, waarmee in beginsel de fase van de aanslagoplegging is afgerond. Alsdan kan niet worden gesteld dat de vereiste aangifte niet is gedaan.
4.16
Naar het oordeel van het Gerecht lag het niet op de weg van belanghebbende om nogmaals te verzoeken om een aangiftebiljet. De Inspecteur verwijst ten onrechte naar artikel 7, lid 4 ALB. Genoemd artikel verplicht de belastingplichtige aan wie
nietbinnen zes maanden na het ontstaan van de belastingschuld een aangiftebiljet is uitgereikt, om binnen 15 dagen na afloop van deze termijn de Inspecteur te verzoeken om aan hem een aangifte uit te reiken. In het onderhavige geval was belanghebbende tijdig uitgenodigd tot het doen van aangifte en had zij reeds aan die verplichting voldaan. Aan de toepassing van artikel 7, lid 4 ALB wordt dan in het geheel niet toegekomen.
Slotsom
4.17
De navorderingsaanslag is ten onrechte opgelegd en dient te vervallen. Mitsdien is het beroep gegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 22a, lid 2 van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag wordt herroepen wegens aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Nu de aanslag wordt verminderd, is de onrechtmatigheid van die aanslag gegeven. Deze onrechtmatigheid wordt aan de Inspecteur toegerekend (vgl. HR 20 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2588 (https://www.navigator.nl/document/id15761998022016474admusp?anchor=id-a0b95f7bef22e2c4a6e1c988f267a298); GEA Aruba 12 april 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:218).
5.3
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken, vast op Afl. 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, wegingsfactor 1).
Kosten beroepsfase
5.4
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.5
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.6
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op Afl. 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1).
5.7
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 1, Landsverordening beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017 gegrond;
  • vernietigd de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2017;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van bezwaar en beroep van belanghebbende ten bedrage van, in totaal, Afl. 1.500; en
- draagt de inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en is uitgesproken op 10 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noel- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300