15.4Nu de redelijke termijn met een bijna zes maanden is overschreden en deze overschrijding, gelet op het vorenstaande, geheel aan de minister moet worden toegerekend, zal de minister worden veroordeeld tot vergoeding van door appellant geleden immateriële schade van Afl. 500,-.
16. De minister heeft meerdere malen de gelegenheid gehad om in beroep inhoudelijk toe te lichten waarom de door appellant verzochte stukken niet openbaar moet worden gemaakt. De minister heeft slechts een deel van de stukken overgelegd en geen standpunt ingenomen over het wel of niet openbaar maken daarvan. Het gerecht kan echter niet zelf in de zaak voorzien. Het gerecht zal de fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant van 31 augustus 2022 vernietigen. Verder zal het gerecht bepalen dat de minister binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak in een nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaarschrift van appellant de aan het Gerecht overgelegde stukken openbaar moet maken met uitzondering van de in 13.4 genoemde producties 1d en 1e en onder weglakking van de gegevens van de contactpersonen in het rapport van 2 december 2019 en de namen in de whatsappgesprekken (bijlage B1). In diezelfde nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaarschrift van appellant moet de minister ook de andere door appellant verzochte documenten openbaar maken, tenzij de minister per document goed motiveert waarom een van de weigeringsgronden uit de Lob zich (voor een deel van het document) voordoet.
17. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het door appellant betaalde griffierecht aan hem vergoeden. Verder moet de minister een bedrag van Afl. 500,- aan appellant betalen, wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechter in dit gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigthet met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op het bezwaar;
-
draagtde minister
opin een nieuwe beslissing op bezwaar de door appellant verzochte stukken, met inachtneming van deze uitspraak, binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak openbaar te maken;
-
veroordeeltde minister om aan appellant een vergoeding van immateriële schade van Afl. 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn te betalen;
-
gelastde teruggave van het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.
BIJLAGE: artikel 8, 9 en 10 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur
1. Het verstrekken van informatie blijft achterwege, voor zover dit:
de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
. de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
. informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
2. Het verstrekken van informatie blijft voorts achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
a. de economische of financiële belangen van het Land;
b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
d. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
e. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
f. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden.
1. Het verstrekken van informatie over gegevens uit documenten, opgesteld ten behoeve van een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid, blijft achterwege voor zover die gegevens nog in bewerking zijn of voor zover die gegevens betrekking hebben op opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Over de in de desbetreffende documenten vervatte feitelijke gegevens en de daaruit afgeleide prognoses en beleidsalternatieven wordt, behoudens artikel 8, wel informatie verstrekt.
2. Onder een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van het eerste lid wordt verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de Minister, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.
Artikel 10
In afwijking van de artikelen 8 en 9, eerste lid, blijft het verstrekken van informatie uit documenten, ouder dan dertig jaren, slechts achterwege, indien sprake is van een omstandigheid als genoemd in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c of tweede lid, aanhef en onderdeel d of f.