ECLI:NL:OGEABES:2025:23

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
RDK-BON02/25
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het afgeleide verschoningsrecht van een ziekenhuis in een strafzaak met betrekking tot camerabeelden

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 juli 2025 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een ziekenhuis tegen de vordering van het openbaar ministerie tot verstrekking van camerabeelden. Het ziekenhuis beroept zich op een afgeleid verschoningsrecht, dat voortvloeit uit het medisch beroepsgeheim. De zaak betreft camerabeelden van de ingang van het ziekenhuis, die door het openbaar ministerie zijn gevorderd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar schietincidenten waarbij meerdere slachtoffers zijn gevallen. Het ziekenhuis heeft de beelden niet willen afgeven, omdat zij van mening zijn dat deze onder het verschoningsrecht vallen. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het ziekenhuis inderdaad een afgeleid verschoningsrecht toekomt, omdat de beelden informatie kunnen bevatten over patiënten. Het openbaar ministerie heeft betoogd dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen, maar het Gerecht oordeelt dat deze omstandigheden niet zijn aangetoond. De beelden zijn niet essentieel voor het onderzoek, en er zijn alternatieve manieren om de benodigde informatie te verkrijgen. Het Gerecht verklaart het beklag van het ziekenhuis gegrond, wat betekent dat het openbaar ministerie geen toegang heeft tot de camerabeelden. De gegevensdrager met de beelden blijft in bewaring bij het Gerecht, terwijl de andere gegevensdrager aan het ziekenhuis wordt geretourneerd.

Uitspraak

Zaaknummer: RDK-BON02/25
Uitspraak: 9 juli 2025
Beschikking, gegeven op het klaagschrift ex artikel 150 Wetboek van Strafvordering BES van:

1.[Stichting],

gevestigd aan de [adres] te [plaats]
en:

2.[klager]

in zijn hoedanigheid van voorzitter van de raad van bestuur van [ziekenhuis] en tevens arts,
hierna te noemen: klagers.

1.Inleiding

Deze zaak gaat over camerabeelden, die het openbaar ministerie met machtiging van de rechter-commissaris heeft gevorderd van het ziekenhuis. Het gaat om camerabeelden van de ingang(en) van het ziekenhuis, de parkeerplaats, en de weg rondom de ingang. Het ziekenhuis wil de camerabeelden niet afgeven op grond van het (afgeleide) verschoningsrecht c.q. medisch beroepsgeheim.
Op 27 juni 2025 heeft het ziekenhuis het klaagschrift ex artikel 150 Sv BES bij het Gerecht ingediend. Klagers hebben zich tot het Gerecht gericht met vijf verzoeken:
het klaagschrift gegrond te verklaren;
te bepalen dat de beschikking van de rechter-commissaris en de vordering van het openbaar ministerie in strijd met de wet zijn;
te bepalen dat de door het ziekenhuis aan het gerecht overgedragen gegevensdragers aan klagers worden geretourneerd;
te bepalen dat het gebruik door of namens het openbaar ministerie van kopieën van de gegevensdragers, voor zover daarvan sprake is, wordt gestaakt, en;
te bepalen dat de rechter-commissaris in ieder geval voor wat betreft alle bevoegdheden en betrokkenheid met betrekking tot de camerabeelden van het ziekenhuis wordt vervangen.
In raadkamer is gebleken dat de zaak zich toespitst op de volgende twee vragen:
  • Komt het ziekenhuis een beroep toe op het (afgeleid) verschoningsrecht?
  • Zo ja, kan en mag dat verschoningsrecht worden doorbroken in dit specifieke geval?

2.Verloop van de procedure

Het openbaar ministerie heeft in eerste instantie een informeel verzoek gedaan aan het ziekenhuis, om de beelden af te geven. Het ziekenhuis heeft hier niet aan voldaan. Op 19 juni 2025 heeft het openbaar ministerie zich tot de rechter-commissaris gewend met een vordering ‘
machtiging gegevens / beslag gegevens’ex artikelen 177s, 177t en/of 130 en 131 Sv BES. Eveneens op 19 juni 2025 heeft de rechter-commissaris een machtiging afgegeven, gegrond op artikel 177s (en artikel 177t) lid 7 Sv BES. De machtiging houdt in dat het openbaar ministerie van het ziekenhuis kan vorderen dat het ziekenhuis de camerabeelden, gericht op de openbare weg, binnen twee dagen na de beslissing uitlevert.
Het openbaar ministerie heeft de machtiging op 20 juni 2025 per e-mail aan het ziekenhuis verzonden, met het verzoek om de beelden te verstrekken. Het ziekenhuis heeft vervolgens dezelfde dag nog bij het Gerecht een versleutelde USB-stick aangeleverd met daarop de beelden.
Bij e-mail van 23 juni 2025 heeft de rechter-commissaris aan het ziekenhuis laten weten dat het ziekenhuis gehoor moet geven aan de machtiging, en de code voor ontsleuteling van de beelden moet verstrekken. De advocaat van het ziekenhuis heeft hierop laten weten dit niet te zullen doen en de zaak via een klaagschrift aan de rechter te willen voorleggen.
Op 3 juli 2025 heeft het ziekenhuis een tweede versleutelde USB-stick bij de griffie van het Gerecht aangeleverd, omdat was gebleken dat de eerste USB-stick niet alle gevorderde beelden bevatte.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 3 juli 2025. Klagers zijn verschenen, in de persoon van de heer [klager] en de heer [bestuurssecretaris], bijgestaan door hun raadsman, mr. L.F.F.M. Drissen, advocaat te Bonaire. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. T.L.M. Keller.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van hetgeen klagers, de raadsman en de officier van justitie naar voren hebben gebracht.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het klaagschrift met bijlagen;
  • de vordering ‘machtiging gegevens / beslag gegevens’ van 19 juni 2025, met bijlagen.
Het Gerecht heeft een beschikking aangezegd, die vandaag wordt gegeven.
De standpunten
Standpunt van klagers
Klagers hebben aangevoerd dat de camerabeelden van het ziekenhuis onder het medisch beroepsgeheim vallen. Aan klagers komt daarom een (afgeleid) verschoningsrecht toe. Dit afgeleide verschoningsrecht strekt zich uit tot alle gegevens met betrekking tot patiënten of potentiële patiënten van het ziekenhuis, ook camerabeelden van de ingang, de parkeerplaats of de toegangswegen. Uit de camerabeelden die worden gevorderd valt de identiteit van patiënten of het bestaan van een (toekomstige) behandelrelatie af te leiden. Gelet op artikel 177s lid 2 Sv BES en artikel 177t lid 2 Sv BES hadden de beelden niet van klager gevorderd mogen worden. Klagers hebben daarbij onder andere verwezen naar een beslissing van de rechter-commissaris in Sint Maarten uit 2018 [1] .
Subsidiair stellen klagers zich op het standpunt dat geen sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie stelt zich primair op het standpunt dat dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard omdat de gevorderde camerabeelden niet onder het medisch beroepsgeheim vallen. De toegangswegen en de parkeerplaats zijn openbaar. Op de beelden zijn niet alleen patiënten te zien, maar ook allerlei passanten. Het verbod uit de artikelen 177s lid 2 en 117t lid 2 Sv BES is hier niet aan de orde.
Wel is sprake van gevoelige gegevens, aldus het openbaar ministerie. De ernst van de zaak en de onderzoeksbelangen zijn echter zodanig dat die zwaarder moeten wegen. Een zaak als deze is ongekend op Bonaire: een schietincident waarbij door meerdere mensen is geschoten en een jongen van 15 jaar is overleden, met daarna een tweede schietincident.
In de vordering aan de rechter-commissaris van 19 juni 2025 schrijft de officier van justitie:
“Dat uit het onderzoek is gebleken dat na het schietincident een aantal verdachte(n) zich hebben begeven te het ziekenhuis en vermoedelijk nadien zijn doorgereden naar het volgende schietincident.”
Uit de begeleidende e-mail bij de vordering aan de RC van 19 juni 2025 blijkt dat de betreffende nacht meerdere slachtoffers zijn gemaakt, waarvan in elk geval twee zijn opgenomen (geweest) in het ziekenhuis op Bonaire.
In raadkamer heeft de officier van justitie nader toegelicht waarom de camerabeelden van het ziekenhuis voor het opsporingsonderzoek van groot belang zijn. De verwachting is niet dat op de beelden strafbare feiten te zien zijn, maar de beelden vormen een essentieel stukje van de puzzel die het onderzoeksteam moet leggen om verdachten te kunnen identificeren. Alle andere onderzoekshandelingen die zijn verricht, hebben tot nu toe onvoldoende resultaat opgeleverd.

3.De beoordeling

Bij de beoordeling merkt het Gerecht als eerste op dat het onderzoek in raadkamer op grond van artikel 150 Sv BES een beperkt karakter heeft. Dat betekent dat de beklagrechter op dit moment nog niet kan en ook niet hoeft te oordelen over hoe de eventuele strafzaak uiteindelijk zal aflopen. Voor een oordeel meer ten gronde is in de beklagprocedure geen plaats, omdat het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter zal worden voorgelegd niet compleet is en ook omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de strafzaak te geven oordeel. Het Gerecht oordeelt in deze beklagprocedure dus alleen over dat wat nu aan het Gerecht is voorgelegd: de klacht tegen het (voorgenomen) beslag op de camerabeelden van het ziekenhuis.
Komt het ziekenhuis een (afgeleid) verschoningsrecht toe?
De Hoge Raad heeft al in 2018 [2] overwogen dat camerabeelden waaruit de identiteit van een patiënt of het bestaan van een (toekomstige) hulpverleningsrelatie valt af te leiden, omdat zij de bezoeker van een bepaalde arts of een bepaalde afdeling van het ziekenhuis herkenbaar in beeld brengen, onder het (afgeleid) verschoningsrecht kunnen vallen. In die zaak ging het om camerabeelden van toegangswegen tot en de wachtruimte van de eerste hulp van een ziekenhuis. De rechtbank had overwogen dat op die beelden niet alleen patiënten te zien zijn, maar ook bezoekers of begeleiders, of mensen die om een heel andere reden in het ziekenhuis zijn. Omdat op de beelden niet te zien is wie patiënt is en wie niet, was geen sprake van medische informatie volgens de rechtbank. De Hoge Raad vond dit oordeel getuigen van een onjuiste rechtsopvatting en casseerde.
In de onderhavige zaak volgt de officier van justitie een soortgelijke redenering als de rechtbank in die zaak. Die redenering gaat dus niet op.
Uit de stukken en de toelichting van de officier van justitie in raadkamer volgt bovendien dat het openbaar ministerie niet slechts geïnteresseerd is in de beelden van bijvoorbeeld de langsrijdende auto’s. Ze willen op de beelden specifiek zien wie zich in de nacht van 8 juni 2025 bij het ziekenhuis hebben gemeld.
Dergelijke informatie valt onder het medisch beroepsgeheim. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat aan klagers een afgeleid verschoningsrecht toekomt met betrekking tot de gevorderde beelden.
Kan het openbaar ministerie in een geval als dit een vordering tot het verstrekken van camerabeelden indienen?
In de artikelen 177s en 177t Sv BES is in het tweede lid inderdaad bepaald dat de officier van justitie geen vordering tot verstrekken van gegevens kan doen aan een verschoningsgerechtigde. Min of meer hetzelfde geldt voor de artikelen 131 jo. 132 Sv BES, waarin is bepaald dat de rechter-commissaris wel de uitlevering van voorwerpen kan bevelen, maar dat een verschoningsgerechtigde dit mag weigeren. Met klagers is het Gerecht daarom van oordeel dat het Wetboek van Strafvordering BES in principe geen ruimte biedt voor het vorderen van gegevens van een verschoningsgerechtigde.
De Hoge Raad heeft echter al lang geleden [3] geoordeeld dat het verschoningsrecht in zoverre niet absoluut is, dat zeer uitzonderlijke omstandigheden denkbaar zijn op grond waarvan het verschoningsrecht mag worden doorbroken. Dit is vaste rechtspraak al zeker sinds de jaren 80 van de vorige eeuw. Het Gerecht vindt het niet goed denkbaar dat die rechtspraak op de BES-eilanden niet zou gelden, ook al is de wetgeving hier verouderd en enigszins anders. De rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt dateert bijvoorbeeld ook al van (ver) voor de invoering van artikel 126nf Sv in Europees Nederland in 2004.
Het Gerecht is daarom van oordeel dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin het verschoningsrecht kan en mag worden doorbroken, ook op de BES-eilanden en ondanks het bepaalde in de artikelen 177s en 177t lid 2 Sv BES. Er kunnen zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht.
Is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen?
Dat brengt het Gerecht bij de vraag of in dit specifieke geval sprake is van zodanige zeer uitzonderlijke omstandigheden dat van het ziekenhuis gevraagd kan worden de beelden af te geven, ondanks het feit dat het ziekenhuis een afgeleid verschoningsrecht heeft.
Het medisch beroepsgeheim en het daarbij behorende verschoningsrecht is een belangrijk recht. Het is gebaseerd op het principe dat iedereen zich vrij tot een arts of een ziekenhuis moet kunnen wenden, zonder bang te hoeven zijn dat vertrouwelijke gegevens bekend worden of dat überhaupt bekend wordt dat je daar bent geweest. Dit is geen belang van de arts of van het ziekenhuis, en ook niet een belang alleen van de patiënt zelf, maar een algemeen maatschappelijk belang. Als het medisch beroepsgeheim gemakkelijk kan worden doorbroken kan dat tot gevolg hebben dat in de toekomst mensen die medische zorg nodig hebben niet meer naar het ziekenhuis durven gaan. Een probleem dat misschien op Bonaire nog extra reëel is, omdat er maar één ziekenhuis is.
Daar tegenover staat een ander maatschappelijk belang, namelijk het belang dat ernstige strafbare feiten door de overheid worden onderzocht, vervolgd en berecht. Ook dit is een groot maatschappelijk belang.
De botsing tussen deze twee principes vormt een dilemma dat de rechter zal moeten oplossen door de verschillende belangen af te wegen in de context van het concrete geval. Waarbij als uitgangspunt geldt dat sprake moet zijn van een zeer uitzonderlijke omstandigheid om het verschoningsrecht te kunnen doorbreken.
Welke omstandigheden kunnen als zeer uitzonderlijk worden aangemerkt? Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn een aantal factoren af te leiden die bij de beantwoording van deze vraag kunnen worden betrokken, zoals de omstandigheid dat sprake is van ernstige delicten en de omstandigheid dat de gegevens niet op andere wijze kunnen worden verkregen [4] . Verder geldt dat voor het oordeel dat van zodanige omstandigheden sprake is, zware motiveringseisen gelden waarbij beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit moeten worden betrokken [5] .
In deze zaak geldt het volgende. Het staat niet ter discussie dat sprake is van zeer ernstige verdenkingen en een voor Bonaire misschien niet unieke maar wel uitzonderlijke situatie. Het gaat om meerdere schietincidenten op één avond, waarbij kennelijk veel personen betrokken waren en waarbij meerdere slachtoffers zijn gevallen, waaronder een 15-jarige jongen die is overleden. Dat hierover op Bonaire veel ophef is ontstaan staat evenmin ter discussie.
Daar staat tegenover dat de arts en/of het ziekenhuis zelf geen verdachten zijn in deze zaak. Verder is van belang dat volgens het openbaar ministerie op de beelden van het ziekenhuis de strafbare feiten niet te zien zullen zijn. Ook weegt het Gerecht mee dat er inmiddels meerdere verdachten zijn aangehouden. Ten slotte is van belang dat, zoals de officier van justitie heeft meegedeeld, het onderzoek nog in volle gang is. De onderzoeksresultaten hebben tot nu toe (nog) niet tot de gewenste resultaten geleid, maar het onderzoek is nog niet klaar en nog niet alle resultaten zijn binnen.
Dit alles leidt tot de conclusie dat niet alleen onduidelijk is hoe cruciaal de beelden van het ziekenhuis voor het oplossen van deze zaak werkelijk zijn, maar ook dat er nog alternatieven zijn om tot de oplossing te komen, nu het onderzoek nog in volle gang is. Met andere woorden: het openbaar ministerie heeft onvoldoende aangetoond dat wat – mogelijk - op de camerabeelden van het ziekenhuis te zien is, op geen enkele andere manier kan worden verkregen, en dat die informatie bovendien onmisbaar is voor het aan de dag brengen van de waarheid in deze zaak.
Dat het opsporingsteam heel graag over de beelden van het ziekenhuis wil beschikken en dat deze beelden ook belangrijk zijn om het onderzoek weer een stap verder te brengen, is duidelijk. Vanuit onderzoeksperspectief is de dringende wens om de beelden te verkrijgen ook volkomen begrijpelijk. Maar dat is niet de maatstaf die het Gerecht moet aanleggen. Het Gerecht moet ook naar de andere (maatschappelijke) belangen kijken.
Bezien vanuit het uitgangspunt dat het medisch beroepsgeheim bijna absoluut is, en slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden doorbroken, oordeelt het Gerecht dat van zo een zeer uitzonderlijke omstandigheid op dit moment geen sprake is.
Het Gerecht zal het beklag van het ziekenhuis daarom gegrond verklaren. Het ziekenhuis komt een beroep toe op het (afgeleide) verschoningsrecht. Het openbaar ministerie mag vooralsnog geen kennis nemen van de camerabeelden van het ziekenhuis.
Het Gerecht vindt het aangewezen dat de envelop met de op 3 juli 2025 aan het Gerecht overgelegde (versleutelde) gegevensdrager bij het Gerecht in bewaring blijft. De andere, op 20 juni door het ziekenhuis overgelegde, gegevensdrager is inmiddels door de rechter-commissaris aan het openbaar ministerie overgedragen. Deze gegevensdrager dient aan het ziekenhuis geretourneerd te worden.
Uiteraard zal het openbaar ministerie geen gebruik maken van de beelden en het Gerecht gaat er zonder meer vanuit dat het openbaar ministerie ook geen kopieën heeft gemaakt. Mocht dit toch het geval zijn, dan mogen deze niet worden gebruikt. Het verzoek onder IV zal dan ook worden toegewezen.
Verzoeken II en V zijn verzoeken die buiten het kader van artikel 150 Sv BES vallen. Het Gerecht kan hier geen beslissing op nemen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Verklaart het beklag
gegrond.
Wijst afhet verzoek de overgelegde gegevensdrager te retourneren, voor zover dit ziet op de op 3 juli 2025 aan het Gerecht overgelegde gegevensdrager.
Bepaalt dathet openbaar ministerie de op 20 juni 2025 aan het Gerecht overgelegde gegevensdrager die zich inmiddels bij het openbaar ministerie bevindt, aan (de raadsman van) klagers zal
teruggeven.
Bepaalt dathet gebruik door of namens het openbaar ministerie van kopieën van de gegevensdragers, voor zover daarvan sprake is, wordt
gestaakt.
Deze beschikking is op 9 juli 2025 gegeven door mr. E.G.C. Groenendaal, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D. Rodenboog.

Voetnoten

1.Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten 12 september 2018, ECLI:NL:OGEAM:2018:155.
2.Hoge Raad 10 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:553.
3.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 1 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9066.
4.Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1205.
5.Zie recent nog de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 2 juli 2024: ECLI:NL:PHR:2024:673.