ECLI:NL:OGEAC:2021:179

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
CUR202100903
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en wanprestatie in de transitie van ziekenhuispersoneel

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker], een klinisch chemicus, door de stichting Sint Elizabeth Hospitaal (Sehos). [Verzoeker] was sinds 1 juni 2015 in dienst bij Sehos, maar na de beëindiging van de ziekenhuisexploitatie door Sehos op 15 november 2019, werd zijn functie overgedragen aan Hospital Nobo Otrobanda (HNO) en Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. (ADC). De beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 18 oktober 2020 werd door [verzoeker] als kennelijk onredelijk bestreden. Hij vorderde herstel van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding. Sehos voerde aan dat zij niet in staat was [verzoeker] in dienst te houden vanwege de beëindiging van de ziekenhuisexploitatie en dat zij zich had ingespannen om hem bij HNO of ADC geplaatst te krijgen. Het gerecht oordeelde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk was, omdat Sehos onvoldoende inspanningen had verricht om [verzoeker] aan een andere functie te helpen. Het gerecht kende [verzoeker] een schadevergoeding toe van NAf 200.000, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde Sehos in de proceskosten. In de vrijwaringszaak werd HNO veroordeeld om aan Sehos te voldoen al datgene waartoe Sehos in de hoofdzaak was veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Beschikking van 15 oktober 2021 in de zaak met nummer: CUR202100903
in de hoofdzaak van:
[VERZOEKER],wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. J.G. Giel en R. Ch. Luttikhuizen,
tegen
de stichting
SINT ELIZABETH HOSPITAAL,gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tevens vonnis van 15 oktober 2021 in de zaak met nummer: CUR202103030
in de vrijwaringszaak van:
de stichting
SINT ELIZABETH HOSPITAAL,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
de naamloze vennootschap
HNO TRANSITIE & EXPLOITATIE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigden: mr. E. de Vries en G. Maria.
Partijen zullen hierna [verzoeker], Sehos en HNO worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 23 maart 2021, met producties;
  • het verzoek tot oproeping in vrijwaring van Sehos van 18 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident van [verzoeker] van 28 mei 2021;
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 2 juni 2021;
  • de producties aan de zijde van Sehos, per e-mail van 17 augustus 2021 ingediend;
  • de aanvullende producties aan de zijde van [verzoeker], per e-mail van 18 augustus 2021 ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 20 augustus 2021 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: [verzoeker], bijgestaan door de gemachtigden voornoemd, namens Sehos: [naam 1] (financieel directeur), bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en mr. G. Maria als gemachtigde van HNO. Namens [verzoeker] en Sehos zijn pleitaantekeningen overgelegd. Namens HNO is een conclusie van antwoord in de vrijwaring overgelegd.
1.3.
De beslissing is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
[verzoeker] is klinisch chemicus. Hij is op 1 juni 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Sehos als hoofd laboratorium. Laatstelijk genoot hij een salaris van NAf 30.381,89 bruto per maand.
2.2.
Tot 15 november 2019 exploiteerde Sehos het gelijknamige ziekenhuis. Dit ziekenhuis beschikte over een eigen laboratorium.
2.3.
Per deze datum is Hospital Nobo Otrobanda begonnen met de exploitatie van het nieuwe ziekenhuis in Otrobanda en heeft Sehos de exploitatie van het oude ziekenhuis beëindigd.
2.4.
Op 24 november 2017 tekenen de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), het bestuur van de Curaçaose bond van werknemers in de verplegende en verzorgende instellingen (CBV) en het bestuur van Sehos een verklaring inzake de samenwerking tussen de partijen in het kader van de overgang van het Sehos-personeel naar het Hospital Nobo Otrobanda (hierna: Verklaring), waarin wordt verwezen naar een op te stellen sociaal statuut. In de verklaring wordt onder meer het volgende in aanmerking genomen:
“- dat PARTIJEN het met elkaar eens zijn dat het Bestuur van SEHOS een heel belangrijke rol dient te spelen in het kader van de voorbereidingen van de transitie van SEHOS naar HNO waarbij het uitermate belangrijk is dat zowel het SEHOS-personeel als de CVB optimaal en regelmatig worden geïnformeerd aangaande stand van zaken;
- dat de Minister van GMN, gebaseerd op relevante beslissingen van de Raad van Ministers, heeft uitgesproken dat het Sehos-personeel in het kader van de overgang naar het HNO kan rekenen op een baangarantie en dat aan deze baangarantie mede inhoud zal worden gegeven middels het aanbieden van de nodige om-, her-, en/of bijscholingsmogelijkheden;”
2.5.
Op 21 september 2018 is tussen Sehos, HNO c.s. en CBV een Sociaal Statuut overeengekomen (hierna: het Statuut). Onder het kopje “Introductie & Ondertekening” staat de volgende tekst weergegeven voor zover van belang:
“Het sociaal statuut focust op de rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke gevolgen voor medewerkers van Sehos als gevolg van deze transitie, alsmede de rechten en plichten van de bij de transitie betrokken partijen. Hierbij is van belang dat
élke medewerkervan Sehos (welke per dagtekening een arbeidsovereenkomst heeft naar burgerlijk recht) tenminste recht heeft op:
- baangarantie binnen HNO c.s. middels plaatsing in een uitwisselbare of geschikte functie. Hiermee wordt recht gedaan aan de samenwerkingsovereenkomst tussen CBV/Sehos/GMN, 24 november 2017, artikel 2, waarin overeengekomen is dat er
gééngedwongen ontslagen zullen vallen naar aanleiding van de transitie. Aanvullend wordt hierbij gestreefd naar plaatsing volgens het “mens volgt werk” principe;
[…]”
2.6.
In hoofdstuk 2 van het Statuut worden de uitgangspunten van de plaatsing nader uitgewerkt. Indien een medewerker na twee plaatsingsrondes niet kan worden geplaatst, wordt hij boventallig verklaard en wordt hij mobiliteitskandidaat. In hoofdstuk 3 van het Statuut worden de uitgangspunten rondom de mobiliteit nader uitgewerkt. Daarin is bepaald dat het mobiliteitstraject wordt vastgelegd in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan en één jaar duurt.
2.7.
Na totstandkoming van het Statuut heeft de ministerraad besloten dat de laboratoriumfunctie van het nieuwe ziekenhuis zal worden vervuld door Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. (hierna: ADC). Om deze reden beschikt het door HNO geëxploiteerde nieuwe ziekenhuis niet over een eigen laboratorium.
2.8.
Op 7 augustus 2019 ontvangt [verzoeker] van Sehos schriftelijk de bevestiging dat het Statuut op hem van toepassing is. Voorts informeert Sehos [verzoeker] dat er een proces gaande is betreffende de overdracht van de laboratoriumactiviteiten door HNO aan ADC, waarin Sehos een ondersteunende rol vervult.
2.9.
Bij brief van 27 augustus 2019 attendeert Sehos ADC op het Statuut waarin is bepaald dat alle werknemers van Sehos overgaan naar HNO en dat een rechtstreekse overgang naar ADC een afwijking is van de rechten van het laboratoriumpersoneel op basis van het Statuut.
2.10.
Op 18 oktober 2019 is tussen HNO c.s., ADC, de CBV en de minister van GMN een “kaderdocument” tot stand gekomen. In dit kaderdocument hebben de partijen afspraken gemaakt over de overgang van Sehos naar ADC van de laboratoriummedewerkers die lid zijn van de CBV en die vallen onder de cao van Sehos.
2.11.
Op eveneens 18 oktober 2019 is tussen HNO, ADC en Sehos een overeenkomst tot stand gekomen. Ook in dit document hebben de partijen afspraken gemaakt over de overgang van Sehos naar ADC van de laboratoriummedewerkers die lid zijn van de CBV en die vallen onder de cao van Sehos.
2.12.
In een e-mail van 31 oktober 2019 aan [verzoeker], [naam 2] (Sehos) en [naam 3] (voorzitter van de Vereniging van Medisch Specialisten) schrijft ADC, voor zover van belang:
“De heer [verzoeker] – Hoofd Laboratorium / Klinisch Chemicus bij het Sehos – valt niet onder de werking van het Kaderdocument aangezien in art. 2 van zijn individuele arbeidsovereenkomst d.d. 9 februari 2015 (…) is bepaald dat de SEHOS-cao niet van toepassing is op de arbeidsrelatie met [verzoeker]. Daarover is in het verleden ook al gesproken met het Sehos hetgeen onder andere tot uitdrukking is gekomen in de 1e draft van het ‘Kaderdocument Uitgangspunten & Randvoorwaarden (versie April 2019)’ waarin is aangegeven ‘Overname Medisch Specialisten (Klinisch Chemicus) wordt in dit kader vooralsnog uitgesloten’. Verder is door ons ook al eerder aangegeven bij het Sehos dat er überhaupt geen plaatsingsmogelijkheid is voor [verzoeker] als Hoofd Laboratorium omdat ADC daar al in is voorzien.
Verder is nog het volgende van belang.
Op vrijdag 16 november 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam 4] – Interim Project Manager – en [verzoeker]. In dat gesprek gaf [verzoeker] aan niet mee te zullen werken aan het integratieproces van het SEHOS-laboratorium naar het ADC omdat hij daartoe geen opdracht van zijn RvB heeft gekregen. Verder gaf [verzoeker] ook overduidelijk in dat gesprek aan dat hij zich überhaupt niet coöperatief zal opstellen en dat het integratieproces dan uiteindelijk zal vastlopen en het ADC hem dan vervolgens toch weer nodig heeft.
Wat daar verder ook van zij, vaststaat dat [verzoeker] niet mee overgaat naar het ADC omdat hij niet onder het Kaderdocument valt.”
Deze e-mail wordt door B. [naam 2] op 1 november 2019 onder verwijzing naar het Statuut doorgestuurd aan G. Martina (HNO).
2.13.
In een e-mail van Sehos aan HNO van 12 november 2019 wordt verzocht om een terugkoppeling van het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen HNO en de voormalig gemachtigde van [verzoeker]. In reactie daarop deelt HNO mee dat “zoals telefonisch is besproken is de gekozen weg ivm verstoorde toekomstige arbeidsrelatie ontbinding van de arbeidsvoorwaarden. De advocaat gaat het met [verzoeker] bespreken.”
2.14.
Zowel Sehos als HNO hebben zich vanaf de transitiedatum (15 november 2019) op het standpunt gesteld dat [verzoeker] na de datum van overgang bij geen van hen in dienst is.
2.15.
Bij vonnis in kort geding van 24 december 2019 is Sehos veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van zijn volledige salaris vanaf 15 november 2019 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. In vrijwaring is HNO c.s. hoofdelijk veroordeeld om aan Sehos te voldoen al datgene waartoe Sehos in de hoofdzaak is veroordeeld. Hierin is onder meer opgenomen:
“4.5. Nu aangenomen moet worden dat de arbeidsovereenkomst tussen Sehos en [verzoeker] nog bestaat en [verzoeker] zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van zijn werkzaamheden, heeft hij recht op doorbetaling van zijn salaris. Hieraan doet niet af dat Sehos, zoals zij heeft aangevoerd, geen werk meer heeft voor [verzoeker]. Dat is een omstandigheid die voor risico van Sehos komt. De vordering tot doorbetaling van salaris zal dan ook worden toegewezen.
(…)
4.7.
De vordering tegen HNO c.s. is niet toewijsbaar. Niet gebleken is dat tussen [verzoeker] en (een van) HNO c.s. een overeenkomst tot stand is gekomen. Meer in het bijzonder geldt dat [verzoeker] geen partij is bij het Sociaal Statuut. Ook is [verzoeker] geen lid van de CVB. (…)
(…)
In de vrijwaring
(…)
4.11.
Naar voorlopig oordeel volgt uit het Sociaal statuut dat HNO c.s. verplicht waren om bij gelegenheid van de overgang van het ziekenhuis van Sehos naar HNO c.s. alle werknemers van Sehos in dienst te nemen. Dit blijkt met zoveel woorden uit de inleidende tekst bij het Sociaal statuut, waarin – onderstreept en beklemtoond – is opgenomen dat “
élke medewerkervan Sehos […] tenminste recht heeft op [een] baangarantie”, in verband waarmee wordt verwezen naar de eerdere afspraak dat er “
géén” gedwongen ontslagen zullen vallen. Een en ander vindt bevestiging in de daaropvolgende bepalingen van het Sociaal statuut (bijvoorbeeld artikel 2 leden 1 en 5 en artikel 3 lid 1). Uit deze tekst kan niet worden afgeleid dat bepaalde groepen werknemers – bijvoorbeeld degenen die geen lid zijn van de CBV of werknemers met een inkomen boven een bepaald niveau – van de werking van het sociaal statuut zijn uitgesloten. Mede gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over de uitleg van cao-bepalingen, verwerpt het gerecht daarom het betoog van HNO c.s. dat het Sociaal statuut niet op [verzoeker] van toepassing zou zijn.
4.12.
Hieruit volgt dat HNO c.s. jegens haar contractspartijen bij het Sociaal statuut verplicht waren om [verzoeker] in dienst te nemen. Zij hebben dat niet gedaan en zij zijn in zoverre tekort geschoten in de nakoming van deze verplichting.
(…)
4.15.
De slotsom is dat HNO c.s. tekort geschoten zijn in hun verplichting jegens Sehos om (ook) [verzoeker] in dienst te nemen. Deze tekortkoming moet hen worden toegerekend. Zij zijn daarom schadeplichtig. De schade moet naar voorlopig oordeel worden begroot op het salaris van [verzoeker] dat Sehos na 15 november 2019 moet blijven betalen.”
2.16.
Per beschikking van 10 juni 2020 is aan Sehos, na een daartoe door Sehos gedaan verzoek en door [verzoeker] gevoerd verweer, toestemming verleend door SOAW tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
OVERWEGENDE:
  • dat aangeeft dat als gevolg van de beëindiging van de ziekenhuisexploitatie Sint Elisabeth Hospitaal de functie van <[verzoeker]> is komen te vervallen;
  • dat verder aangeeft dat het nieuwe ziekenhuis HNO vastgoed en beheer N.V. niet over een eigen laboratorium beschikt, maar dat deze is ondergebracht bij ;
  • dat verzoekster bovendien aangeeft dat er een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan tussen betrokken werknemer en ADC, welk de indiensttreding van betrokkene bij ADC heeft gecompliceerd;
  • dat heeft getracht om tot een wederzijdsakkoord met <[verzoeker]> te geraken, maar dat <[verzoeker]> het aanbod heeft afgewezen;
  • dat <[verzoeker]> bezwaar heeft aangevoerd tegen het ontslagverzoek;
  • dat de aangevoerde reden genoeg grond oplevert voor de beëindiging van het dienstverband;
  • dat <[verzoeker]> al datgene zal ontvangen wat hem rechtens toekomt;
  • dat <[verzoeker]> afgevloeid zal worden conform de wettelijke bepalingen. (…)”
2.17.
Per brief van 18 juni 2020 heeft Sehos [verzoeker] in kennis gesteld van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Als gevolg van de verplaatsing van zowel de centrale ziekenhuiszorg als het ziekenhuislaboratorium is uw functie in het ziekenhuis van SEHOS komen te vervallen en is er geen vervangende functie voor u beschikbaar. Als gevolg daarvan heeft u sinds 15 november 2019 onder dienstverband geen werkzaamheden voor SEHOS verricht. (…)
Met verwijzing naar de ontslagvergunning van SOAW, wordt de arbeidsovereenkomst met u
per hedenopgezegd. Rekening houdende met de overeengekomen opzegtermijn van vier maanden, eindigt de arbeidsovereenkomst derhalve op
18 oktober 2020.”
2.18. [
[verzoeker] heeft tot 19 oktober 2020 salaris ontvangen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak met nummer CUR202100903
3.1. [
[verzoeker] verzoekt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad,
primair
a. a) om voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Sehos per 18 oktober 2020 als kennelijk onredelijk dient te worden beschouwd, en
b) Sehos te veroordelen om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 19 oktober 2020 te herstellen tegen de arbeidsvoorwaarden zoals die voor [verzoeker] golden tot 18 oktober 2020, en
c) Sehos te veroordelen tot betaling van loon vanaf 19 oktober 2020 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is geëindigd, met
d) veroordeling van Sehos in de proceskosten; en
subsidiairzowel het bij primair onder a), c) en d) verzochte en tevens tot betaling van een schadevergoeding naar billijkheid voorlopig begroot op ANG 510.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.
3.2. [
[verzoeker] legt aan het verzoek ten grondslag dat de beëindiging van de dienstbetrekking onredelijk is, omdat Sehos daar niet alleen een voorgewende reden maar ook een valse reden aan ten grondslag heeft gelegd en mede gelet op dat de gevolgen van de beëindiging voor [verzoeker] ernstiger zijn in vergelijking met de gevolgen daarvan voor Sehos.
3.3.
Sehos voert het volgende verweer. Sinds 15 november 2019 is de ziekenhuisexploitatie overgedragen aan HNO en exploiteert Sehos geen ziekenhuis meer. Om die reden was en is Sehos niet in staat om [verzoeker] in dienst te houden. Voorts heeft Sehos zich ingespannen om [verzoeker] bij HNO of ADC geplaatst te krijgen. Van een kennelijk redelijk ontslag is dan ook geen sprake.
In de vrijwaringzaak met nummer CUR202103030
3.4.
In vrijwaring vordert Sehos HNO te veroordelen om aan Sehos al datgene te voldoen waartoe Sehos in de hoofdzaak wordt veroordeeld, met veroordeling van HNO in de proceskosten in de hoofdzaak en het vrijwaringsincident. En voor zover de primaire vordering onder b) wordt toegewezen vordert Sehos bepaling van een door Sehos te betalen afkoopsom, waarbij HNO wordt veroordeeld om die afkoopsom aan [verzoeker] te voldoen.
3.5.
HNO voert gemotiveerd verweer en verzoekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Sehos, althans tot afwijzing, met veroordeling van Sehos in de proceskosten
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak met nummer CUR202100903
Kennelijk onredelijk ontslag?
4.1.
Het gaat in de hoofzaak om de vraag of het ontslag van [verzoeker] kennelijk onredelijk is geweest. In de jurisprudentie is bepaald dat de vraag of sprake is van kennelijke onredelijkheid niet marginaal, maar vol getoetst dient te worden door de rechter, ook na een verleende ontslagvergunning. Artikel 7A:1615s lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt (samengevat) dat indien een der partijen de dienstbetrekking kennelijk onredelijk doet eindigen, de rechter steeds aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding kan toekennen. Van een kennelijk onredelijk ontslag is sprake indien de werkgever objectief bezien niet in redelijkheid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst had mogen overgaan. In lid 2 wordt een niet limitatieve opsomming gegeven van gevallen waarin het ontslag als kennelijk onredelijk kan worden geacht.
Valse reden
4.2.
Krachtens artikel 7A:1615s lid 2 sub 1 BW kan een ontslag kennelijk onredelijk worden geacht indien dit geschiedt onder opgave van een voorgewende of valse reden. Een voorgewende reden is een bestaande reden die niet de werkelijke ontslaggrond is. Een valse reden is een niet bestaande reden (zie o.a. HR 18 juni 1999, NJ 2000,31). De werknemer moet stellen en in beginsel bewijzen dat de reden voorgewend of vals is (zie HR 23 juni 2006, JAR 2006, 173).
4.3.
Uit de beschikking van SOAW in combinatie met de opzeggingsbrief kan worden afgeleid dat de reden voor het ontslag van [verzoeker] was gelegen in de beëindiging van de ziekenhuisexploitatie door Sehos en de overheveling daarvan naar HNO en de daaropvolgende overheveling van het ziekenhuislaboratorium naar ADC, waardoor de functie van [verzoeker] is komen te vervallen en er binnen Sehos geen vervangende functie voor hem beschikbaar is. Voor wat betreft de plaatsing van [verzoeker] bij ADC heeft Sehos aangegeven dat deze is gecompliceerd in verband met een verstoorde arbeidsverhouding tussen [verzoeker] en ADC.
4.4.
Vaststaat dat de ziekenhuisexploitatie door Sehos is beëindigd en dat de functie van [verzoeker] bij Sehos daardoor is komen te vervallen en er geen vervangende functie beschikbaar is. Op dat punt is er geen sprake van een valse of voorgewende reden. Ten aanzien van de gestelde verstoorde verhouding tussen [verzoeker] en ADC wordt door [verzoeker] opgemerkt dat er van een arbeidsverhouding tussen hem en ADC geen sprake is. Dat is op zichzelf juist, maar leidt er niet zonder meer toe dat de reden voor het ontslag voorgewend of vals is. Uit het verhandelde ter zitting volgt dat Sehos met name heeft bedoeld dat de plaatsing van [verzoeker] bij ADC door een moeizame verhouding tussen hen onderling is gecompliceerd en Sehos om die reden niet heeft kunnen bewerkstelligen dat [verzoeker] aldaar geplaatst kon worden. In de e-mail van 31 oktober 2019 van ADC worden twee redenen genoemd waarom [verzoeker] niet bij ADC geplaatst kan worden. Enerzijds wordt er gewezen op het kaderdocument waarin is overeengekomen dat [verzoeker] niet mee overgaat naar ADC en dat er geen plaatsingsmogelijkheid is voor [verzoeker] als Hoofd Laboratorium omdat ADC daar al in is voorzien. Anderzijds wijst ADC er op dat [verzoeker] zich allerminst coöperatief heeft opgesteld ten aanzien van het integratieproces van het laboratorium in ADC. Voor zover Sehos zich in het kader van de aanvraag van de ontslagvergunning (mede) op dat laatste heeft beroepen is dus geen sprake van een valse, niet bestaande reden. In hoeverre deze door ADC genoemde reden terecht is en er daadwerkelijk aan heeft bijgedragen dat [verzoeker] niet bij ADC werd geplaatst valt, zonder nadere toelichting van in ieder geval ADC, niet zonder meer vast te stellen. Dat neemt niet weg dat Sehos uit de berichtgeving van ADC mocht afleiden dat ADC [verzoeker] niet kon of wenste te plaatsen en dat zij dat mede als argument mocht aanvoeren bij het aanvragen van de ontslagvergunning. Gelet hierop kan evenmin worden aangenomen dat Sehos de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd met een voorgewende reden.
Gevolgencriterium
4.5.
Een ontslag kan voorts onder meer kennelijk onredelijk worden geacht, wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging. Bij de beoordeling van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging, dient de rechter alle omstandigheden van het geval ten tijde van het ontslag in onderlinge samenhang in aanmerking te nemen (wederom HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6596). Bij de beoordeling van de gevolgen moet worden uitgegaan van de op de ingangsdatum van het ontslag bestaande situatie.
4.6.
Hierbij kunnen onder meer de hierna genoemde omstandigheden een rol spelen (zie gerechtshof Arnhem, 7 juli 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1688 en gerechtshof Leeuwarden 18 augustus 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5810):
1. Algemeen: dienstverband en opzegging
- opzeggingsgrond: risicosfeer werkgever/werknemer;
- de noodzaak voor de werkgever het dienstverband te beëindigen;
- de duur van het dienstverband;
- de leeftijd van de werknemer bij einde dienstverband;
- de wijze van functioneren van de werknemer;
- de door de werkgever bij de werknemer gewekte verwachtingen;
- de financiële positie van de werkgever;
2. Ander (passend) werk
- de inspanningen van de werkgever en de werknemer om binnen de onderneming van de werkgever ander (passend) werk te vinden (bijvoorbeeld door om- of bijscholing);
- flexibiliteit van de werkgever/werknemer;
- de kansen van de werknemer op het vinden van ander (passend) werk (waarbij opleiding, arbeidsverleden, leeftijd, arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen een rol kunnen spelen);
- de inspanningen van de werknemer om elders (passend) werk te vinden (bijvoorbeeld outplacement);
- vrijstelling van werkzaamheden gedurende de (opzeg)termijn.
3. Financiële gevolgen van een opzegging
- de financiële positie waarin de werknemer is komen te verkeren, waarbij van belang kunnen zijn eventuele inkomsten op grond van sociale wetgeving en eventuele pensioenschade.
4. Getroffen voorzieningen en financiële compensatie
- reeds aangeboden/betaalde vergoeding;
- vooraf individueel overeengekomen afvloeiingsregeling;
- sociaal plan (eenzijdig opgesteld of overeengekomen met vakorganisaties of ondernemingsraad).
4.7.
Wanneer de hiervoor genoemde omstandigheden worden vertaald naar de situatie van [verzoeker] ontstaat het volgende beeld.
4.8. [
[verzoeker] is ontslagen vanwege een reden die geheel in de risicosfeer van Sehos ligt, namelijk de overheveling van het ziekenhuis naar HNO, waardoor de functie van [verzoeker] bij Sehos is komen te vervallen. Ten tijde van het ontslag in oktober 2020 was er sprake van een dienstverband van ruim vijf jaren. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] gedurende het dienstverband met Sehos niet behoorlijk heeft gefunctioneerd.
4.9.
Ten aanzien van de vraag of Sehos zich voldoende heeft ingespannen om ander passend werk voor [verzoeker] te vinden, geldt het volgende.
4.10.
Uit de Verklaring en het Statuut volgt dat HNO bij de transitie verplicht was alle werknemers van Sehos waaronder [verzoeker], in dienst te nemen en dat Sehos, als een goed werkgever, alles in het werk had moeten stellen dat haar werknemers waaronder [verzoeker], in dienst zouden worden genomen bij HNO. Sehos stelt dat zij daaraan heeft voldaan door het Statuut en de daaruit voortvloeiende verplichting van HNO om de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] over te nemen herhaaldelijk bij zowel HNO als bij ADC onder de aandacht te brengen. Dat [verzoeker] uiteindelijk niet bij ADC is geplaatst lag volgens Sehos niet aan haar inspanningen, maar aan de houding, gedragingen en uitlatingen van [verzoeker] zelf. Van [verzoeker] kon verwacht worden dat hij zich ten behoeve de transitie flexibel op zou stellen, vooral gelet op de beperkte arbeidsmarkt op Curaçao op zijn vakgebied. [verzoeker] heeft tegenover Sehos in geen geval uitdrukkelijk verklaard dat hij aanspraak wenste te maken op het mobiliteitstraject of de bijscholingsmogelijkheden van het Statuut. Na het vonnis van 24 december 2019 is er door [verzoeker] geen verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst aan HNO over te dragen of voor hem nogmaals een beroep te doen op het Statuut en een arbeidsovereenkomst van HNO af te dwingen.
4.11.
Sehos heeft zich middels de totstandkoming van het Statuut voor de transitiedatum ingespannen om de overgang van al haar werknemers, waaronder [verzoeker] naar HNO te bewerkstelligen. Toen de beslissing viel om het ziekenhuislaboratorium extern bij ADC te plaatsen was Sehos er al in een vroeg stadium mee bekend dat [verzoeker] in een draftversie van de Kaderovereenkomst tussen HNO en ADC (april 2019) van overname door ADC was uitgesloten, zo volgt uit de e-mail van ADC van 31 oktober 2019. In het in oktober 2019 tot stand gekomen kaderdocument is uiteindelijk opgenomen dat de overgang van de laboratoriummedewerkers van Sehos naar ADC beperkt is tot de laboratoriummedewerkers die lid zijn van de CBV en die vallen onder de cao van Sehos. Sehos wist dat [verzoeker] geen lid was van de CBV en niet onder de cao viel, en daarmee buiten de werking van het kaderdocument viel. Onder deze omstandigheden, mede indachtig de Verklaring en het Statuut, had van Sehos als goed werkgever mogen worden verwacht dat zij zich extra zou inspannen om alsnog de overname van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] door HNO te bewerkstelligen dan wel er op toe te zien dat er een plaatsingsprocedure zou volgen die erop zou zijn gericht [verzoeker] alsnog in een passende functie te kunnen plaatsen dan wel hem te begeleiden naar werk buiten HNO. Daarvan is niet gebleken. Sehos heeft zich ter zake beperkt tot het onder de aandacht brengen van het Statuut bij HNO en ADC, wetende dat ADC niet voornemens was [verzoeker] in dienst te nemen en HNO blijkens het bericht van 12 november 2019 inzette op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker]. Dat is onder deze omstandigheden niet voldoende.
4.12.
Sehos kan zich er niet op beroepen dat [verzoeker] het aan zichzelf te wijten heeft dat hij niet bij ADC is geplaatst. Dat [verzoeker] in een gesprek in 2018 met ADC zou hebben aangegeven zich niet coöperatief te zullen opstellen ten aanzien van de integratie van het laboratorium in ADC, is daartoe onvoldoende. Die gesprekken zijn immers gevoerd in de periode dat de mogelijkheid nog bestond dat het laboratorium onderdeel zou uitmaken van HNO. Nadat de beslissing was genomen om het laboratorium extern bij ADC te plaatsen is er niet (meer) concreet met [verzoeker] gesproken over een mogelijke plaatsing bij ADC, nu ADC van meet af aan had aangegeven [verzoeker] niet te plaatsen. Van concrete inspanningen zijdens Sehos om een positie voor [verzoeker] bij ADC te bewerkstelligen is niet gebleken. De door Sehos gestelde onderhandelingen tussen ADC en [verzoeker], zijn door [verzoeker] betwist en niet nader door Sehos geconcretiseerd of toegelicht. Daarentegen volgt uit door [verzoeker] overgelegde whatsapp-gesprekken tussen L. Virginia-Cova, waarnemend directeur van van ADC, en [verzoeker] dat [verzoeker] haar sedert juni 2019 op eigen initiatief en bij herhaling heeft benaderd met het verzoek om met elkaar in gesprek te gaan over de mogelijke betrokkenheid van of ondersteuning door [verzoeker] bij het laboratorium in het ADC. Op die verzoeken is ADC niet ingegaan, althans hebben die niet geresulteerd in een gesprek. Van betrokkenheid en steun van Sehos aan [verzoeker] hierbij is onvoldoende gebleken. Het gerecht sluit niet uit dat de opstelling van [verzoeker] vóór de transitie de betrokkenheid van [verzoeker] bij ADC heeft bemoeilijkt, maar ook onder die omstandigheden had van Sehos als goed werkgever mogen worden verwacht dat zij meer concrete pogingen in het werk had gesteld om [verzoeker] te begeleiden naar een functie binnen HNO, dan wel elders buiten HNO. Het Statuut voorzag immers in die mogelijkheid middels gebruikmaking van een plaatsingstraject en een mobiliteitstraject. Dat [verzoeker] zelf niet in contact zou zijn getreden met Sehos of dat hij niet expliciet heeft aangegeven dat hij aanspraak wenst te maken op het mobiliteitstraject dan wel op de bij- of herscholingsmogelijkheden, ontslaat Sehos niet van haar verplichting om als goed werkgever, mede op basis van het Statuut, zorg te dragen voor de overgang van [verzoeker] naar HNO. Dat die overgang niet heeft plaatsgevonden is (mede) te wijten aan de gebrekkige inspanningen van Sehos ter zake.
4.13.
Evenmin is gebleken dat Sehos na de transitiedatum nog enige poging heeft gedaan om de overname van het dienstverband van [verzoeker] door HNO te bewerkstelligen. Denkbaar was bijvoorbeeld geweest dat Sehos HNO in rechte had betrokken wegens niet nakoming van het Statuut voor wat betreft [verzoeker]. Sehos heeft dat niet gedaan, maar heeft tegenover [verzoeker] het standpunt ingenomen dat zijn arbeidsovereenkomst met Sehos door de transitie was geëindigd. Eerst nadat [verzoeker] een kort geding jegens Sehos aanhangig heeft gemaakt, heeft Sehos HNO in vrijwaring opgeroepen. Ter zitting is voorts gebleken dat ook na het vonnis in kort geding Sehos, [verzoeker] en HNO niet om de tafel hebben gezeten om tot een voor alle partijen redelijke uitkomst te komen, terwijl dit, vooral gelet op hetgeen is overwogen in het kort geding vonnis, wel wenselijk was. Daarentegen heeft Sehos gehoor gegeven aan het verzoek van HNO de schade te beperken en zo snel mogelijk een ontslagvergunning aan te vragen.
4.14.
Door de ontslagvergunning aan te vragen en te gebruiken heeft Sehos het er voorts toe geleid dat [verzoeker] op geen enkele wijze meer aansluiting kon vinden in de bestaande overeenkomsten. Daarmee is hij volledig tussen wal en schip geraakt, terwijl dat blijkens het Statuut niet had mogen gebeuren.
4.15.
Ten aanzien van de arbeidsmarktpositie van [verzoeker] is voldoende gebleken dat de functie van klinisch chemicus zeer schaars is en dat [verzoeker] op Curaçao zijn functie niet (meer) kan uitoefenen. Om deze functie in het buitenland uit te oefenen dient [verzoeker] een herscholingstraject in te gaan ter verkrijging van een licentie van dat land.
4.16. [
[verzoeker] heeft na het kort geding zijn loon tot 19 oktober 2020 doorbetaald gekregen, terwijl daar sedert de transitie in november 2019 geen arbeid tegenover heeft gestaan. Aannemelijk is dat [verzoeker], indien hij niet elders zijn huidige functie kan vervullen, geconfronteerd zal worden met een achteruitgang in zijn maandelijkse inkomsten. Er is ter gelegenheid van het ontslag geen vergoeding aan [verzoeker] betaald of een andere voorziening getroffen.
4.17.
Gelet op vorenstaande overwegingen is het gerecht van oordeel dat de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst voor [verzoeker] te ernstig zijn, in vergelijk met het belang van Sehos bij de opzegging, zodat het gegeven ontslag als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt. De daartoe strekkende verklaring voor recht is derhalve toewijsbaar. In het bijzonder weegt daarbij zwaar dat Sehos onvoldoende concrete inspanningen heeft verricht om [verzoeker] aan een andere passende functie te helpen terwijl met het Statuut de gerechtvaardigde verwachting is gewekt omtrent voortzetting van het dienstverband, zulks gevoegd bij de omstandigheid dat er geen enkele vergoeding aan [verzoeker] is betaald, althans enige voorziening is getroffen ter gelegenheid van het ontslag.
Schadevergoeding of herstel arbeidsovereenkomst?
4.18.
Nu sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag zal het gerecht naar billijkheid een schadevergoeding vaststellen, zoals subsidiair door [verzoeker] is verzocht. Het primaire verzoek van [verzoeker] tot herstel van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen. Het staat vast dat Sehos al bijna twee jaar geen ziekenhuis meer exploiteert en een herstel van de arbeidsovereenkomst is dan ook weinig zinvol; er is geen passend werk meer voor [verzoeker] bij Sehos. Het herstel zal dan ook enkel leiden tot kosten bij Sehos en inkomsten bij [verzoeker], terwijl daar geen werk van [verzoeker] tegenover staat. Dat de kosten op grond van het kort geding vonnis (uiteindelijk) zouden worden gedragen door HNO, maakt niet dat aan dit financiële aspect voorbij kan worden gegaan. Het gerecht zal dan ook overgaan tot het vaststellen van een schadevergoeding.
4.19. [
[verzoeker] heeft verzocht een schadevergoeding vast te stellen van NAf 510.000 bruto. Hierbij is aansluiting gezocht bij de kantonrechtersformule. Sehos heeft aangevoerd dat een dergelijk bedrag aan schadevergoeding niet redelijk is. Er moet namelijk niet alleen gekeken worden naar de duur van het dienstverband en de kansen op de arbeidsmarkt, maar ook naar de noodzaak van de werkgever om het dienstverband te beëindigen, de financiële positie van de werkgever, de flexibiliteit aan de zijde van de werknemer en de inspanningen van de werknemer om elders werk te vinden. Tevens moet rekening worden gehouden met het feit dat [verzoeker], alhoewel hij zich er niet over heeft uitgelaten, thans inkomsten uit arbeid geniet en dat hij gedurende elf maanden loon heeft ontvangen terwijl hij vrijgesteld was van werk, en hem dus voldoende gelegenheid is geboden om zijn carrière elders of anders in te vullen.
4.20.
Het financiële nadeel van [verzoeker] kan in redelijkheid begroot worden op het inkomen dat hij zou hebben genoten indien de arbeidsovereenkomst niet zou zijn beëindigd door Sehos en HNO zijn arbeidsovereenkomst had overgenomen. Gelet op het feit dat de laboratoriumactiviteiten zijn ondergebracht bij ADC zou [verzoeker] waarschijnlijk zijn geplaatst in het mobiliteitstraject. Gelet op artikel 11 van het Statuut duurde dit traject één jaar na de transitiedatum en in geval van afwezigheid van reëel perspectief zou daarna met een extern mobiliteitstraject worden gestart. Al met al acht het gerecht een termijn van in totaal twee jaar (na transitiedatum) redelijk om invulling te geven aan het mobiliteitstraject. Dit betekent dat als de overeenkomst van [verzoeker] wel door HNO zou zijn overgenomen, hij in ieder geval tot 15 november 2021 in dienst zou zijn geweest van HNO (15 november 2019 + twee jaar). Nu [verzoeker] tot 19 oktober 2020 salaris heeft ontvangen; resteert een periode van afgerond dertien maanden waarin hij zijn salaris is misgelopen, zijnde een bedrag van NAf 426.562 (13 maanden x 30.381,89 brutoloon x 1,08 vakantiegeld). Echter, heeft [verzoeker] op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt of hij na de beëindiging van het dienstverband nog stappen heeft ondernomen om inkomsten uit arbeid te genereren dan wel dat hij die thans genereert. Ter zitting heeft hij enkel medegedeeld dat hij blijft doen wat hij altijd heeft gedaan, namelijk het beroep uitoefenen van klinisch chemicus, omdat daar zijn hart ligt. Uit door Sehos overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat [verzoeker] in respectievelijk februari en maart 2021 twee besloten vennootschappen heeft opgericht, namelijk Medical Laboratory Consultancy B.V. en Medical Laboratory Diagnostics & Consultancy B.V., waarvan hij als statutair directeur optreedt. Het is dan ook aannemelijk dat hij middels (een van) deze bedrijven inkomsten heeft genoten, waardoor de door hem opgelopen schade op een lager bedrag kan worden geschat. Een schadevergoeding in geval van een kennelijk onredelijk ontslag dient er namelijk vooral toe een “pleister op de wonde” te verschaffen, waarbij de schadevergoeding in overeenstemming moet zijn met de aard en de ernst van de tekortkoming. De schadevergoeding hoeft dan ook niet de (volledige) misgelopen inkomsten van zijn voormalige dienstverband te omvatten. Ook het feit van algemene bekendheid dat een medisch specialist over het algemeen werkzaamheden moet blijven verrichten om zijn licentie op zijn vakgebied te behouden, maakt dat het aannemelijk is dat [verzoeker] op een andere wijze inkomsten is gaan genereren. Alles bij elkaar genomen acht het gerecht een vergoeding van NAf 200.000 billijk.
Proceskosten
4.21.
Sehos zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [verzoeker] begroot op:
griffierecht: NAf 50
salaris gemachtigde: NAf 4.000 (tarief 7, 2 punten)
zegelkosten en kosten uittreksel:
NAf 153,50
totaal: NAf 4.203,50
in de vrijwaringszaak met nummer CUR202103030
Ontvankelijkheid
4.22.
Ter onderbouwing van haar ontvankelijkheidsverweer heeft HNO gesteld dat er in arbeidszaken geen ruimte is voor incidentele vorderingen. Het gerecht volgt dit formele verweer niet. In titel 10 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is niet expliciet opgenomen dat de artikelen omtrent de incidentele vordering en vrijwaring niet van toepassing zijn in arbeidsgeschillen. Het feit dat bepaalde afdelingen uit Rv wel expliciet van overeenkomstige toepassing worden verklaard in titel 10, maakt niet dat op grond daarvan de conclusie kan worden getrokken dat de overige artikelen in een zich daarvoor lenend geval niet overeenkomstig kunnen worden toegepast. Bovendien acht het gerecht dat de aard en de omstandigheden van onderhavige procedure zich daar ook niet tegen verzetten. Het opstarten van een aparte (AR-)procedure is, mede indachtig de proceseconomische belangen, niet efficiënt. HNO is door het toestaan van de vrijwaring in de onderhavige procedure ook niet in haar belangen geschaad. Voorts worden er twee uitspraken gelijktijdig gedaan, een beschikking in het arbeidsgeschil en een vonnis in de vrijwaring, waarbij in de vrijwaring conform de regels van het burgerlijk procesrecht van antwoord is gediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Sehos zal dan ook worden ontvangen in haar verzoek tot vrijwaring.
Wanprestatie
4.23.
De stelling van HNO dat de vordering van Sehos zou moeten worden afgewezen omdat Sehos nergens in de vrijwaringsprocedure heeft gesteld dat zij op grond van het Statuut een regresrecht heeft op HNO treft geen doel. Gelet op de overgelegde stukken, het verhandelde ter zitting en de eerdere kort geding procedure is het gerecht, ook zonder aanvulling van de feitelijke grondslag, in ieder geval wel duidelijk op grond waarvan Sehos de vordering heeft ingesteld. Dit had ook zo moeten zijn voor HNO.
4.24.
Voorafgaand aan deze arbeidszaak heeft tussen partijen een kort geding gediend, waarbij [verzoeker] onder meer doorbetaling van zijn loon vorderde, en Sehos in vrijwaring veroordeling van HNO vorderde in al hetgeen waartoe Sehos zou worden veroordeeld om aan [verzoeker] te voldoen. Bij vonnis in kort geding van dit gerecht van 24 december 2019 heeft het gerecht ten aanzien van de vrijwaring onder meer het volgende overwogen:
“(…)
4.11.
Naar voorlopig oordeel volgt uit het Sociaal statuut dat HNO c.s. verplicht waren om bij gelegenheid van de overgang van het ziekenhuis van Sehos naar HNO c.s. alle werknemers van Sehos in dienst te nemen. Dit blijkt met zoveel woorden uit de inleidende tekst bij het Sociaal statuut, waarin – onderstreept en beklemtoond – is opgenomen dat “élke medewerker van Sehos […] tenminste recht heeft op [een] baangarantie”, in verband waarmee wordt verwezen naar de eerdere afspraak dat er “géén” gedwongen ontslagen zullen vallen. Een en ander vindt bevestiging in de daaropvolgende bepalingen van het Sociaal statuut (bijvoorbeeld artikel 2 leden 1 en 5 en artikel 3 lid 1). Uit deze tekst kan niet worden afgeleid dat bepaalde groepen werknemers – bijvoorbeeld degenen die geen lid zijn van de CBV of werknemers met een inkomen boven een bepaald niveau – van de werking van het sociaal statuut zijn uitgesloten. Mede gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over de uitleg van cao-bepalingen, verwerpt het gerecht daarom het betoog van HNO c.s. dat het Sociaal statuut niet op [verzoeker] van toepassing zou zijn.
4.12.
Hieruit volgt dat HNO c.s. jegens haar contractspartijen bij het Sociaal statuut verplicht waren om [verzoeker] in dienst te nemen. Zij hebben dat niet gedaan en zij zijn in zoverre tekort geschoten in de nakoming van deze verplichting.
4.13.
HNO c.s. hebben erop gewezen dat zij niet beschikken over een laboratorium en dat zij dus geen werk heeft voor [verzoeker]. Deze omstandigheid werpt geen ander licht op de zaak. Uit het Sociaal statuut volgt dat, indien de desbetreffende werknemer niet in een “uitwisselbare functie ” kan worden geplaatst, een plaatsingsprocedure volgt waarin sprake is van allerlei voorzieningen die erop gericht zijn de werknemer alsnog op een passende functie te kunnen plaatsen dan wel te begeleiden naar werk buiten HNO c.s. Het enkele feit dat voor een van Sehos overgekomen medewerker geen functie beschikbaar is, staat dus niet in de weg aan het aannemen van de verplichting van HNO c.s. om die medewerker over te nemen.
4.14.
Ook de afspraken opgenomen in het kaderdocument naken het voorgaande niet anders. In dat stuk worden afspraken gemaakt gericht op de overgang van laboratorium-medewerkers van Sehos naar ADC. Bij dat stuk is Sehos echter geen partij, zodat dit document in de verhouding tussen HNO c.s. en Sehos alleen daarom al niet relevant is.
4.15.
Slotsom is dat HNO c.s. tekort geschoten zijn in hun verplichting jegens Sehos om (ook) [verzoeker] in dienst te nemen. Deze tekortkoming moet hen worden toegerekend. Zij zijn daarom schadeplichtig. De schade moet naar voorlopig oordeel worden begroot op het salaris van [verzoeker] dat Sehos na 15 november 2019 moet blijven betalen.
4.16.
Aanleiding bestaat om in dit verband een voorziening in kort geding te treffen. Sehos exploiteert geen ziekenhuis meer. Zij zal de salariskosten van [verzoeker] dus niet, als voorheen, kunnen voldoen uit de lopende exploitatie. HNO c.s. daarentegen exploiteren wel een ziekenhuis. Als zij hun contractuele verplichtingen jegens Sehos waren nagekomen, zouden zij de salariskosten van [verzoeker] uit de lopende exploitatie hebben moeten bekostigen. Nu voorts van een bijzonder restitutierisico niet is gebleken, bestaat voldoende aanleiding om HNO c.s. te veroordelen Sehos bij wijze van voorschot schadeloos te stellen.(…)”
4.25.
Op grond van de in de onderhavige bodemprocedure vastgestelde feiten en hetgeen partijen hebben aangevoerd, neemt het gerecht voorgaande overwegingen over en maakt deze tot zijn definitief oordeel. Het gerecht ziet geen aanleiding om van de dit voorlopige oordeel af te wijken. Des te meer nu het HNO is geweest die er bij Sehos op heeft aangedrongen over te gaan tot een beëindiging van het dienstverband met [verzoeker]. Dat Sehos daar uiteindelijk toe is overgegaan, kan haar in haar verhouding tot HNO, nu niet worden aangerekend. Dit resulteert erin dat HNO zal worden veroordeeld om aan Sehos te voldoen het bedrag van NAf 200.000, vermeerderd met de wettelijke rente.
Proceskosten
4.26.
HNO zal worden veroordeeld in de proceskosten waarin Sehos jegens [verzoeker] is veroordeeld, te begroten op een bedrag van NAf 617 aan explootkosten. Voor het overige zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het gerecht:
in de hoofdzaak met nummer CUR202100903:
5.1.
verklaart voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Sehos per 18 oktober 2020 als kennelijk onredelijk in de zin van artikel 7A:1615s BW dient te worden beschouwd;
5.2.
veroordeelt Sehos tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag aan schadevergoeding van NAf 200.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Sehos in de proceskosten van [verzoeker], begroot op NAf 4.203,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.4.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de vrijwaringszaak met nummer: CUR202103030
5.6.
veroordeelt HNO om aan Sehos te voldoen al datgene waartoe Sehos in de hoofdzaak is veroordeeld;
5.7.
veroordeelt HNO in de proceskosten van Sehos, begroot op NAf 617, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening, en compenseert de proceskosten voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking en dit vonnis zijn gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 15 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm