ECLI:NL:OGEAC:2022:49

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
CUR202100308 en CUR202100309
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in belastingzaken en wijziging van wegingsfactor

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van proceskosten door de belanghebbende, die in beroep was gekomen tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en was in beroep gegaan wegens het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding van NAf 350, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast. Dit is een wijziging ten opzichte van de eerder gehanteerde wegingsfactor van 0,25, in navolging van het beleid van de Gerechtshoven in Nederland.

De belanghebbende had op 4 april 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en is op 4 januari 2021 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft de aanslagen op 26 januari 2022 verminderd, waarna de belanghebbende het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het Gerecht heeft overwogen dat, ingevolge de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed dienen te worden. De kosten voor de bezwaarfase komen echter niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de belanghebbende daar geen verzoek om vergoeding heeft ingediend.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is op 11 maart 2022 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende, en heeft de belanghebbende geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen twee maanden na de verzenddatum.

Uitspraak

BBZ nrs. CUR202100308 en CUR202100309
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in Belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 8 februari 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 315.616 en een te betalen bedrag aan belasting van NAf 31.561 en een te betalen premie van NAf 6.312.
1.2
Belanghebbende heeft op 4 april 2019 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende is op 4 januari 2021 in beroep gekomen tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
Partijen zijn op 28 december 2021 uitgenodigd voor de zitting van 27 januari 2022.
1.5
De Inspecteur heeft belanghebbende op 26 januari 2022 bericht dat de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2017 zijn verminderd.
1.6
De Inspecteur heeft op 27 januari 2022 per e-mail zijn standpunt over de proceskostenvergoeding bij een eventuele intrekking van het beroep naar het Gerecht opgestuurd.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 27 januari 2022 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan de bezwaren is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten en het griffierecht.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de belastingaanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet ingevolge artikel 32a, lid 2 ALL worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Niet gebleken is dat belanghebbende in de bezwaarfase heeft verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 1, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
2.6
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.7
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). Daarbij gaat het Gerecht uit van twee samenhangende zaken.
2.8
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,50 (beroep niet tijdig beslissen)). Over de wegingsfactor merkt het Gerecht het volgende op. Tot nu toe werd voor het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak een wegingsfactor gehanteerd van 0,25. In navolging van het door de Gerechtshoven in Nederland gehanteerde beleid (zie Hof den Bosch 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, Bijlage punt 1.2.3, onder h) zal het Gerecht vanaf heden een factor 0,5 toepassen.
2.9
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
2.1
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.11
Gelet op het voorgaande is sprake van een kennelijk gegrond verzoek.
3.DE BESLISSING
Het Gerecht:
- wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 11 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.