ECLI:NL:OGEAC:2022:50

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
CUR202100586 en CUR202100587
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar en beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2012. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die op 11 november 2016 waren opgelegd, maar dit bezwaar was ingediend na de wettelijke termijn van twee maanden. De Inspecteur der Belastingen had echter het bezwaar ontvankelijk verklaard, wat leidde tot een juridische discussie over de tijdigheid van het bezwaar en het beroep.

De belanghebbende betoogde dat hij de uitspraken op bezwaar pas op 27 januari 2021 had ontvangen, wat de termijn voor het indienen van beroep zou verlengen. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de uitspraken tijdig waren verzonden, waardoor het beroep ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021 werd aangehaald, waarin werd gesteld dat de rechter de ontvankelijkheid van het bezwaar niet ambtshalve mag toetsen.

In de inhoudelijke beoordeling kwam naar voren dat de Inspecteur tijdens de procedure het belastbaar inkomen had vastgesteld op NAf 157.623, en dat de belanghebbende het eens was met de verminderde aanslagen, mits rekening werd gehouden met reeds betaalde bedragen. Het Gerecht besloot de aanslagen te verminderen en de Inspecteur te verplichten het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is van belang voor de rechtszekerheid in belastingzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 11 maart 2022
BBZ nrs. CUR202100586 en CUR202100587
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende]wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 11 november 2016 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar en premie- inkomen van NAf 138.188 en een te betalen bedrag aan belasting en premie van respectievelijk NAf 39.007 en NAf 2.763. Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van NAf 500.
1.2
Belanghebbende heeft op 18 januari 2017 daartegen bezwaren gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 20 november 2020 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 25 februari 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 24 januari 2022 verweerschriften ingediend. Bij de verweerschriften heeft de Inspecteur een schermprint gevoegd waaruit blijkt dat de Inspecteur op 24 januari 2022 het belastbaar en premie-inkomen voor het jaar 2012 heeft vastgesteld op NAf 157.623 met een te betalen bedrag aan belasting en premie van respectievelijk NAf 7.881 en NAf 2.435 (de verminderingsaanslagen).
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A], echtgenote van belanghebbende en [B], zoon van belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. Met de Inspecteur is afgesproken dat belanghebbende een kopie van de definitieve aanslag premie AVBZ 2012 zou opsturen.
1.7
Na de zitting heeft belanghebbende twee documenten opgestuurd.
1.8
Op 16 februari 2022 heeft de Inspecteur de kopie van de onder 1.6 genoemde aanslag premie AVBZ aan het Gerecht doen toekomen.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de uitspraken op bezwaar de belanghebbende niet tijdig hebben bereikt en dit het gevolg is van het handelen van de belastingdienst, zoals verzending van de uitspraken na de dagtekening. In dat geval vangt de beroepstermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de uitspraak door de belanghebbende (vgl. HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:960; GEA Curaçao 23 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:60; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361).
2.4
De onderhavige uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 20 november 2020. Het beroepschrift is op 25 februari 2021 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.5
Belanghebbende heeft betoogd dat hij de uitspraken op bezwaar op 27 januari 2021, dus na de dagtekening, heeft ontvangen. Hierin ligt de betwisting van de tijdige verzending van de uitspraken op bezwaar besloten (HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102). Dit betekent dat aangenomen moet worden dat belanghebbende heeft betwist dat de Inspecteur de uitspraken op bezwaar tijdig naar hem heeft verzonden, ook zonder dat hij expliciet melding maakt van die stelling. In dat geval moet de Inspecteur bewijzen dat de uitspraken wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende zijn verstuurd (vgl. HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8440; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361). Dat bewijs heeft de Inspecteur niet geleverd.
2.6
Dit betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op 27 januari 2021 en dat het beroep tijdig is ingediend en dus ontvankelijk is.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.7
De aanslagen hebben als dagtekening 11 november 2016. Het bezwaarschrift is op 18 januari 2017, dus na de in artikel 29, lid 1 ALL opgenomen termijn van twee maanden, ingediend. De Inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar de bezwaren ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft in het arrest van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1153 overwogen dat de rechter de tijdigheid van een bezwaar of beroep in een vorige instantie niet ambtshalve behoort te beoordelen. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500, overwogen dat de rechtszekerheid vergt dat niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. Het bezwaar is, alleen al daarom, ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.8
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure het belastbaar inkomen en het premie-inkomen met toepassing van interne compensatie vastgesteld op NAf 157.623. De te betalen bedragen aan inkomstenbelasting en premie AVBZ zijn verminderd tot respectievelijk NAf 7.881 en NAf 2.435. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard het eens te zijn met de verminderde aanslagen, onder voorbehoud dat de reeds opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting van NAf 5.710 verrekend wordt en dat rekening wordt gehouden met het al op de aanslag premie AVBZ betaalde bedrag van NAf 1.500.
2.9
Uit de tot de gedingstukken behorende definitieve aanslag inkomstenbelasting 2012 blijkt dat daarbij de voorlopige aanslag van NAf 5.710 is verrekend. En in zijn e-mail van 16 februari 2022 heeft de Inspecteur bevestigd dat bij het opleggen van de verminderingsaanslagen waarvan een schermprint is bijgevoegd bij het verweerschrift (r.o. 1.5) rekening is gehouden met de reeds opgelegde voorlopige aanslag Inkomstenbelasting 2012 ten bedrage van NAf 5.710. Het Gerecht stelt vast dat op basis van de ingediende stukken zowel bij de definitieve aanslag inkomstenbelasting als bij de verminderingsaanslag verrekening van de voorlopige aanslag van NAf 5.710 heeft plaatsgevonden.
2.1
Het Gerecht stelt vast dat partijen het eens zijn over de hoogte van de (verminderde) aanslag premie AVBZ. In de heffingssfeer is er dus geen geschil meer. Het behoort niet tot de competentie van de belastingrechter om te oordelen over de vraag of de ontvanger op juiste wijze rekening heeft gehouden met reeds op de aanslag betaalde bedragen. Ten overvoede merkt het Gerecht op dat belanghebbende een aanslagenlijst van de Landsontvanger heeft overgelegd waarin staat dat ter zake van de aanslag premie AVBZ 2012 een bedrag van NAf 1.500 is betaald.
2.11
Omdat de verminderingsaanslagen nog geen dagtekening hebben zal het Gerecht zelf overgaan tot vermindering van de aanslagen overeenkomstig de eensluidende visie van partijen.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten omdat niet is gesteld of gebleken dat kosten gemaakt zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor 2012 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2012 tot een te betalen bedrag van NAf 7.881, onder verrekening van de reeds opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting van NAf 5.710;
- vermindert de aanslag premie AVBZ 2012 tot een te betalen bedrag van NAf 2.435; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 11 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500