In deze zaak heeft belanghebbende, wonend te Curaçao, een beroep ingetrokken tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2019, nadat de Inspecteur der Belastingen aan het bezwaar van belanghebbende was tegemoetgekomen. Tegelijkertijd heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten en het griffierecht. De zaak betreft een materieel geschil dat als gemiddeld kan worden gekenschetst, waarbij belanghebbende in de beroepsfase door de Inspecteur in het gelijk is gesteld. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de verwijzing van belanghebbende naar een eerdere uitspraak als een vergissing beschouwd, omdat in deze zaak geen sprake was van een niet-tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van NAf 700, in plaats van de door de Inspecteur voorgestelde NAf 350, en heeft tevens het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende toegewezen. De uitspraak is gedaan op 2 juni 2023 door rechter P.A.M. Pijnenburg, in aanwezigheid van griffier N.N. Noel-van der Biezen BSc.