ECLI:NL:OGEAC:2023:119

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
CUR202201303
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht na intrekking van beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, wonend te Curaçao, een beroep ingetrokken tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2019, nadat de Inspecteur der Belastingen aan het bezwaar van belanghebbende was tegemoetgekomen. Tegelijkertijd heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten en het griffierecht. De zaak betreft een materieel geschil dat als gemiddeld kan worden gekenschetst, waarbij belanghebbende in de beroepsfase door de Inspecteur in het gelijk is gesteld. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de verwijzing van belanghebbende naar een eerdere uitspraak als een vergissing beschouwd, omdat in deze zaak geen sprake was van een niet-tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van NAf 700, in plaats van de door de Inspecteur voorgestelde NAf 350, en heeft tevens het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende toegewezen. De uitspraak is gedaan op 2 juni 2023 door rechter P.A.M. Pijnenburg, in aanwezigheid van griffier N.N. Noel-van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juni 2023
BBZ nr. CUR202201303
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht in het geding tussen:
[Belanghebbende], wonend te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak, te [adres] (hierna: de onroerende zaak) op 30 september 2021 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2019 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 20 oktober 2021 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 20 december 2021 uitspraak op bezwaar gedaan.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 februari 2022 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting van 12 mei 2023.
1.6
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 29 maart 2023 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
1.7
De griffier heeft op 30 maart 2023 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Inspecteur heeft op 3 april 2023 gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten en het griffierecht.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de (proces)kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten beroepsfase
2.4
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen naar het oordeel van het Gerecht worden bepaald op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
2.7
In zijn mail van 29 maart 2023 verwijst belanghebbende naar een uitspraak van dit Gerecht, ECLI:NL:OGEAC:2022:49, waarin is bepaald dat in het geval van niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar voortaan een gewicht van 0,5 zal worden gehanteerd, in plaats van de voorheen gehanteerde wegingsfactor van 0,25. Naar het Gerecht begrijpt beoogt belanghebbende daarmee te voorkomen dat slechts een wegingsfactor van 0,25 zal worden gehanteerd. De Inspecteur heeft zich in zijn schrijven van 3 april 2023 akkoord verklaard met een proceskostenvergoeding van NAf 350 en daarmee kennelijk met een wegingsfactor van 0,5, immers NAf 700 x 0,5 = NAf 350.
2.8
Het Gerecht beschouwt de verwijzing van belanghebbende naar ECLI:NL:OGEAC:2022:49 als een evidente misslag, een vergissing in het nadeel van belanghebbende. In genoemde zaak ging het om een beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, een standaardsituatie waarbij om redenen van eenvoud slechts een wegingsfactor van 0,5 wordt toegekend. In de onderhavige zaak betreft het echter een materieel geschil met een zwaarte die als gemiddeld kan worden gekenschetst, waarvoor belanghebbende pas in de beroepsfase door de Inspecteur in het gelijk is gesteld en waarbij het Gerecht geen reden ziet om af te wijken van wegingsfactor 1.
Griffierecht
2.9
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.1
Gelet op het vorenstaande is sprake van een gegrond verzoek.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 2 juni 2023, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noel-van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.