In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag grondbelasting voor het jaar 2012. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door het Gerecht in eerste aanleg was verminderd. Echter, voordat het Hof de zaak in behandeling nam, had de inspecteur de aanslag verder verminderd tot het door de appellant bepleite bedrag. Het Hof oordeelde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij door het hoger beroep niet meer in een gunstiger positie kon komen te verkeren en derhalve geen belang meer had bij een uitspraak van het Hof. Desondanks gelastte het Hof de inspecteur om het door de appellant betaalde griffierecht van Afl. 75 te vergoeden.
De appellant had de aanslag grondbelasting ontvangen en was in bezwaar gegaan, maar de inspecteur had geen uitspraak gedaan. Na een beroep bij het Gerecht, dat de aanslag had verminderd, stelde de appellant hoger beroep in. Het Hof concludeerde dat de heffingsgrondslag correct was vastgesteld en dat de appellant niet meer in een betere positie kon komen door het hoger beroep. De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak van ontvankelijkheid in hoger beroep en de voorwaarden waaronder griffierechten vergoed kunnen worden.